- 2 -
Hoofdpunten van het beleid zijn:
- Het aanleggen (afmeren ten behoeve van recreatief verblijf ter
plaatse) is overal toegestaan, behalve daar waar het is verboden.
- Het innemen van ligplaats ("stallen") is overal verboden, behalve
daar waar het is toegestaan.
- De uitvoering van het beleid wordt zoveel mogelijk aan de gemeenten
overgelaten.
Bij brief van 24 januari 1984 hebben Gedeputeerde Staten het ontwerp
van de nieuwe ligplaatsenverordening aan belanghebbenden, waaronder
de gemeenten, gezonden met het verzoek om eventuele op- en aan
merkingen vóór 31 maart 1984 aan hen ter kennis te brengen.
Voor de inhoud van de ontwerp-verordening en de bijbehorende toelich
ting verwijzen wij u naar de voor de raadsleden ter inzage liggende
stukken.
Wij kunnen de voorliggende ontwerp-verordening in hoofdlijnen
onderschrijven. De verordening lijkt ons voldoende hanteerbaar
en kan naar onze mening de bezwaren die kleven aan de landschapsveror
dening goeddeels ondervangen.
Zoals reeds is opgemerkt zijn de gemeenten bij de voorbereiding
van de nieuwe ligplaatsenverordening vertegenwoordigd door de
V.F.G. Het merendeel van de reacties van de V.F.G. zijn uiteindelijk
in het concept van de ligplaatsenverordening verwerkt. Het lijkt
ons een goede zaak, ook terwille van de eenheid in de reactie,
om zoveel mogelijk aan te sluiten bij de niet gehonoreerde opmerkingen
van de V.F.G.
Die opmerkingen zijn de volgende:
- Artikel 10 van de ontwerp-verordening legt de bevoegdheid tot
het aanwijzen van oevers en/of wateren waar het verboden is
aan te leggen, te ankeren of te varen in handen van Gedeputeerde
Staten.
De V.F.G. heeft voorgesteld, gelet op het streven naar decentralisa
tie, om de mogelijkheid te scheppen deze bevoegdheid over te
dragen aan de gemeenten, waarbij de aanwijzing van de oever
of het water goedkeuring behoeft van Gedeputeerde Staten.
- Aan de provinciale overheid is voorgesteld om de te stellen
eisen (vorm en afmeting) aan vaartuigen met de gemeente te bespreken
en om een uniform tarief voor legeskosten vast te stellen.
- In de toelichting op de verordening zou meer concreet moeten
worden aangegeven wat een aanvaardbare hoogte van liggelden is
in jachthavens.
- De rol van de provincie zou met name moeten liggen op het initiëren
de en coördinerende vlak om uniformiteit in de uitvoering van
de verordening te waarborgen.
- Ten aanzien van de toepassing van bestuursdwang wordt een sterk
coördinerende rol van de provincie op prijs gesteld. Voor het
toepassen van bestuursdwang dient in alle gevallen een gelijke
procedure te worden gevolgd. Zonodig moet daarbij een beroep
kunnen worden gedaan op de provinciale waterstaat.
- De procedure, zoals die in artikel 9 van de ontwerp-verordening
is opgenomen is te zwaar. Met name de in lid 6 van dat artikel
geboden mogelijkheden om bezwaren kenbaar te maken is een te
zware last en geeft gemakkelijk aanleiding tot veel AROB-procedures
die de daadkracht van het beleid kunnen aantasten. Voorgesteld
is om de huidige situatie te continueren.