- 2 - In hoofdstuk 4 is vervolgens geëvalueerd of de bestaande richt- cijfers nog als realistisch voor de toekomst kunnen worden gezien of dat belangrijke bijstellingen nodig zijn. Op basis van deze evaluatie is een raming van het toekomstig inwonertal van de gemeente opgesteld en is een woningbouwprogramma voor de periode 1984 - 1995 aangegeven. Voor het eerste deel van deze periode is tevens de gewenste verdeling van de woningbouw naar financieringswijze opgenomen. Daarnaast is in hoofdstuk 4 de gekozen verdeling van het toekomstig inwonertal en de woningbouw over de dorpen aangegeven. De bevindingen van het plan zijn samengevat in hoofdstuk 2. Gedurende de planperiode zal jaarlijks het in de praktijk gevoerde beleid aan de nota worden getoetst en vind een evaluatie plaats. Daar naast is na 5 jaar (1990) een herziening van het plan gepland. Het plan is als concept behandeld in de vergadering van de 4e af deling van de gemeenteraad (commissie ruimtelijke ordening) op 28 augustus 1984 en daarna in de vergadering van ons college op 12 september 1984. Als gevolg hiervan is een aantal aanpassingen doorgevoerd. In de door ons college aangepaste vorm is op 3 oktober 1984 de nota nogmaals behandeld in de raadscommissie ruimtelijke ordening. Bij deze laatste behandeling waren ook een groot aantal afgevaar digden van verenigingen van plaatselijk belang aanwezig alsmede een deputatie van de woningbouwvereniging "Midden-Friesland" Algemene tendens tijdens deze vergadering was dat men zich in grote lijnen met de inhoud van het plan kon verenigen. Als belangrijke punten van aandacht kwam in deze vergadering het volgende naar voren: a. de genoemde aantallen woningen zijn voor de gemeenten voor slechts ongeveer 50% "stuurbaar"; b. in absolute getallen lijkt het alsof de grotere dorpen het snelst groeien doch in percentages uitgedrukt is dat niet het geval; c. de woningbouwvereniging heeft een sterke voorkeur door te bouwen waar de behoefte het grootst is; d. de moeilijke financiële positie van het grondbedrijf geeft argu menten om zo snel mogelijk op die plaatsen te bouwen waar dit voor het grondbedrijf het voordeligst is; e. bij de jaarlijks door de raad vast te stellen concrete woning- verdeling kan de raad indien daar aanleiding toe is inspelen op de zich dan voordoende ontwikkelingen (woningverdelingsplan 1985 wordt aan de orde gesteld in uw vergadering van 18 december 1984) Bovenstaande en andere in het plan weergegeven argumenten hebben tot het uitgangspunt geleid dat de natuurlijke aanwas in de gemeente evenredig verdeeld wordt over de dorpen. De resterende groei is verschillend over de dorpen verdeeld aan de hand van een aantal in het plan genoemde criteria. Van dit uitgangspunt zijn uitgezonderd de zes kleinste kernen waar voor is uitgegaan van het (nagenoeg) handhaven van het huidige inwonertal

Historisch Centrum Leeuwarden

Boarnsterhim vergaderstukken gemeenteraad | 1984 | | pagina 43