6PI
GEMEENTE BOARNSTERHIM
7. Voorstel het het niet inwilligen
van een verzoek tot het nemen
van een voorbereidingsbesluit
op grond van artikel 21 van
de Wet op de Ruimtelijke Ordening.
Aan de gemeenteraad.
Grouw, 5 april 1985.
In 1984 zijn wij gestart met een meer systematische opsporing van
illegale bouwsels in de gemeente waarna indien ons dat noodzakelijk
leek er een aanschrijving volgde tot herstel in de toestand die
overeenkomt met de geldende bepalingen.
Op 12 november 1984 is in dit kader de heer A.P.H. van der Cingel
te Akkrum aangeschreven de door hem zonder bouwvergunning gebouwde
garage/berging af te breken aangezien het betreffende bestemmingsplan
legalisering van de bouw in de weg stond.
Deze aanschrijving heeft geleid tot een schriftelijke reactie van
de heer Van der Cingel waarop mondeling overleg heeft plaatsgevonden.
Laatstgenoemd overleg heeft geresulteerd in onze brief van 18 januari
1985 waarin wij de heer Van der Cingel uitvoerig gemotiveerd uedeel-
den dat wij geen redenen zagen van ons eerder ingenomen standpunt
af te wijken.
In deze brief hebben wij de datum waarop de garage/berging moet
zijn afgebroken gesteld op 16 april 1985 teneinde de heer 7an der
Cingel de gelegenheid te geven de in de berging ondergebrachte
zaken op andere wijze te bergen/stallen. Bovengenoemde aanschrijvingen
zijn niet AROB-gevoelig nu het hier een voorbereidingshandeling betreft
Tegen een eventuele uit de aanschrijving voortvloeiende waarschuwing
tot toepassen van politiedwang kan wel AROB-bezwaar worden ing-bracht.
Thans wendt de heer Van der Cingel zich door middel van zijn brief
van 11 maart 1985 tot uw raad met het verzoek een voorbereidingsbe
sluit op grond van artikel 21 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening
Honorering van het verzoek zou leiden tot de situatie dat althans
één formeel obstakel dat legalisering van het gebouwde in de weg
staat er wordt weggenomen.
Een geldend voorbereidingsbesluit is noodzakelijk voordat vrijstelling
van de geldende bestemmingsplanbepalingen kan worden verkregen.
Uiteraard hebben wijvoordat wij ons standpunt in genoemde brief
van 18 januari 1985 opnieuw kenbaar maakten, de mogelijkheid van
een anticipatieprocedure overwogen.
Wij hebben besloten van voornoemde mogelijkheid geen gebruik te
maken omdat één van de doelstellingen bij het maken van het plan
De Hemmen is geweest bij de situering van de woningen/bebouwing
gebruik te maken van de relatie met het omringende water, zonder
dat de gehele oever als particulier bezit ontoegankelijk wordt
voor derden.
Ter bereiking van deze doelstelling is voorzien in ruimte voor
voetpaden naar de oevers van de Boorne op meerdere plaatsen, onder
andere bij/naast de woning van de heer Van der Cingel.
te nemen.