14. Voorstel tot het treffen van
een saneringsbeleid vaste ligplaat
sen voor pleziervaartuigen aan
de oostoever van de Boarn.
GEMEENTE BOARNSTERHIM
Aan de gemeenteraad.
Grouw, 6 september 1985.
Per 1 oktober 1983 hebben Gedeputeerde Staten van Friesland onder
meer de oostoever van de Boarn, vanaf de grens van de voormalige
gemeente Utingeradeel tot de plaats waar de Leppedyk van de oostoever
afbuigt, aangewezen als oever bedoeld in artikel 6 van de Landschaps
verordening Friesland 1975. Op grond van deze aanwijzing is het
voor vaartuigen, ongeacht hun afmetingen, verboden langer dan 3
x 24 uur ligplaats in te nemen.
Tegelijkertijd hebben Gedeputeerde Staten de bevoegdheid om te
beslissen over aanvragen om ontheffing van dit verbod overgedragen
aan burgemeester en wethouders van voormalig Idaarderadeel
De aanwijzing was het gevolg van overleg in het kader van het interim-
beleid Landschapsverordening Friesland 1975 tussen Gedeputeerde Staten en
de voormalige gemeenten Idaarderadeel, Rauwerderhem en Utingeradeel.
Het interimbeleid werd noodzakelijk geacht om in afwachting van
een nieuwe ligplaatsenverordening, de meest noodzakelijke knelpunten
met voorrang aan te kunnen pakken.
De raad van de voormalige gemeente Idaarderadeel heeft het sanerings
beleid van de zogenaamde "wilde" ligplaatsen in het buitengebied
behandeld in zijn vergadering van 17 mei 1983. Het raadsvoorstel
en het besluit liggen bij de raadsstukken ter inzage. De raad heeft
zich in principe achter het voorgestelde saneringsbeleid geschaard.
Knelpunt van dat saneringsbeleid was de afwezigheid van voldoende
vervangende ligplaatsen.
Burgemeester en wethouders van voormalige Idaarderadeel hebben
dan ook de raad voorgesteld het saneringsbeleid niet eerder uit
te voeren dan wanneer vervangende ligplaatsen aanwezig zijn. Duidelijk
is de koppeling gelegd naar de aanleg van de derde jachthavenkolk.
In zijn vergadering van 5 februari 1985 heeft uw raad ingestemd
met ons voornemen de aanleg van de derde jachthaven vooralsnog
niet uit te voeren. Deze beslissing werd ingegeven door de verwachting
dat het toenemende capaciteitsoverschot van de bestaande jachthavens
een redelijke exploitatie van de nieuwe kolk in de weg zou staan.
Gedeputeerde Staten hebben bij de inwerkingtreding van de Landschaps
verordening Friesland 1975 in 1978 aan de eigenaren van alle vaartui
gen aan de oostzijde van de Boarn bij wijze van overgangsmaatregel
een ontheffing verleend. Deze ontheffingen hadden een geldigheidsduur
van vijf jaar. Eén van de voorwaarden die aan de ontheffing was
verbonden luidde dat als vervangende ligplaats voor het vaartuig
beschikbaar zou komen, de ontheffing wordt ingetrokken.