GEMEENTE BOARNSTERHIM
14. Voorstel tot vaststelling van
wijziging artikel H7 van het
Algemeen Ambtenarenreglement.
Aan de gemeenteraad.
Grouw, 8 april 1988.
De al tijdens de zitting 1982-1983 van de Tweede Kamer aangenomen
motie-Groenman verzoekt de regering haar eventuele ontslagbeleid af
te stemmen op haar aanstellingsbeleid - waarvan uitvoering van de
motie-Kosto met betrekking tot voorkeursbehandeling van vrouwen
onderdeel uitmaakt - en zo nodig het ambtenarenreglement in die zin
te wijzigen.
Ter uitvoering van deze motie wordt nu artikel 96, leden 2 en 3 van
het Algemeen rijksambtenarenreglement (ARAR) gewijzigd.
Artikel 96, lid 2, luidt als volgt: "Ontslag op een van de in het
vorige lid genoemde gronden kan slechts plaatsvinden, indien het na
een zorgvuldig onderzoek niet mogelijk is gebleken om de ambtenaar
binnen het gezagsbereik van Onze Minister andere mede in verband met
zijn persoonlijkheid en omstandigheden voor hem passende
werkzaamheden op te dragen, dan wel indien deze zodanige
werkzaamheden weigert te aanvaarden"
Daaraan wordt nu toegevoegd de zin: "Bij het opdragen van passende
werkzaamheden zal, teneinde het ontstaan dan wel het vergroten van
feitelijke ongelijkheden tegen te gaan, uitgangspunt zijn, dat
voorrang wordt gegeven aan vrouwelijke ambtenaren".
Deze wijziging/aanvulling kan niet zonder meer in ons artikel H7 AAS
worden overgenomen, omdat een bepaling als artikel 96, lid 2, in H7
niet voorkomt. De overweging destijds om artikel 96, lid 2, niet
over te nemen was, dat onze leidraad bij organisatieveranderingen
reeds stelde dat aan een eventueel besluit tot (reorganisatie)
ontslag een onderzoek naar de mogelijkheid van overplaatsing vooraf
moet gaan.
Aangezien een bepaling in het Algemeen ambtenarenreglement
uiteindelijk toch meer rechtszekerheid biedt dan een zinsnede in de
leidraad bij organisatieveranderingen wordt van deze gelegenheid
gebruik gemaakt het bepaalde in artikel 96, lid 2 AR AR alsnog over
te nemen.
Wellicht ten overvloede wijzen wij erop, dat voor een onderzoek
naar de mogelijkheid van herplaatsing uiteraard eerst moet vaststaan
wie er voor een eventueel reorganisatie-ontslag in aanmerking zouden
komen. Met andere woorden, de ontslagvolgorde moet eerst worden
vastgesteld.
De wijziging van artikel 96, lid 3 AR AR, is tweeledig. In de eerste
plaats zullen in de onderdelen c en d, luidende:
c. "zij, die de leeftijd van 35 jaren nog niet hebben overschreden,
te beginnen met hen, die laatstelijk het geringste aantal jaren
zonder onderbreking in burgerlijke overheidsdienst hebben
doorgebracht;
0030V