-4-
9. Stand van zaken met betrekkina tot de zandwinlocatie Riikswect 32.
In de raadsvergadering van 16 mei jongstleden heeft de
V.V.D.-fractie aandacht gevraagd voor het gevoerde en het nog te
voeren beleid ten aanzien van de uitvoering van de
raadsuitspraak van 17 november 1988. De raad heeft toen middels
een motie uitgesproken, dat het noodzakelijk is alles in het
werk te stellen middels het verrichten van werk met werk een
kwalitatieve en kwantitatieve versterking van ons
recreatiegebied te realiseren.
Vanaf april 1987 werken wij aan de realisering van de motie van
november 1988. In eerste instantie is zowel ambtelijk als
bestuurlijk overleg gevoerd over de mogelijkheid dit
"werk-met-werk" principe te realiseren. Niet onbelangrijk was de
plaats van de zandwinlocatie, alsmede de plaats van waaruit door
middel van een ontgronding de put weer aangevuld zou moeten
worden, om daarmede een uitbreiding te creëren van ons water- en
oeverareaal. Voor de zandwinlocatie zijn door een aantal
aannemersbedrijven concessie-aanvragen ingediend. In principe
passen deze ontgrondingen in onze (en door de provincie
ondersteunde) visie, dat een nieuwe ontgronding in de omgeving
van de Ee zouden moeten plaats vinden.
Tijdens de voorbereiding van de locatiekeus voor een nieuwe
ontgronding werd de zienswijze van de centrale landinrichtings
commissie over een verzoek tot landinrichting voor het gebied De
Bird en de Zwette bekend. Uit deze visie bleek, dat er wellicht
voor beide gebieden een grotere rol voor natuur en recreatie zou
kunnen komen. Daarop inhakende kwamen wij tot de conclusie, dat
een uitbreiding van het watergebied in eerste instantie in één
van beide gebieden zou moeten plaatsvinden. Met in acht name van
diverse factoren is de eerste keus daarbij het eiland De Bird.
Indien het totale gebied een functiewijziging zou krijgen wordt
deze keus ondersteund door het landbouwschap.
Een niet onbelangrijk probleem vormde de wijze waarop zekerheid
verkregen kon worden, dat het zand inderdaad uit de locatie Ee,
of later Nesser Zijlroede, zou komen. Het standpunt van
rijkswaterstaat was, dat bij opneming van een locatie in het
bestek er geen enkele aannemer in een bevoorrechte positie zou
mogen komen te verkeren, of dat door een dergelijke dwingende
voorschrijving het werk duurder zou worden dan met zand uit het
IJsselmeer het geval zou zijn. Ondanks het feit, dat alle
mogelijkheden onderzocht zijn, bleek het niet mogelijk dat
bovenstaande zandwinlocaties als zodanig in het bestek werden
opgenomen. Op het moment van de motie van november was dit
standpunt al bekend.
De door ons gepleegde activiteiten na de motie van november 1988
richten zich dan ook voornamelijk op het realiseren van een
concessieverlening van beide locaties. Immers, zonder een
concessie zou een mogelijke alternatieve inschrijving bij de
aanbesteding van Rijksweg 32 niet mogelijk zijn. Vele gesprekken
zijn gevoerd over de aanvulverplichtingen voor beide locaties.
0064V 99