5. Voorstel tot het verlenen van een machtiging tot het voeren van een GEMEENTE BOARNSTERHIM Rechtsgeding ingevolge de finan ciële Verhoudingswet 1984. Aan de gemeenteraad. Grou, 16 juni 1989. Met ingang van 1 augustus 1987 is de wet gemeentelijke regelingen leerlingenvervoer in werking getreden. De bedoeling daarvan was om de oude centralistische regeling op grond van artikel 13 van de Lager Onderwijswet 1920 zodanig te wijzigen, dat de aanspraken van ouders op een vervoerskostenvergoeding op gemeentelijk niveau zouden kunnen worden geregeld. Tegelijkertijd zijn met ingang van eerder genoemde wetsherziening de benodigde financiële middelen uit de begroting van het Ministerie van Onderwijs en en Wetenschappen overgeheveld naar het gemeentefonds. Het bedrag dat met ingang van het uitkeringsjaar 1987 naar het gemeentefonds is overgegaan, is gebaseerd op hetgeen het Rijk op basis van de regeling op grond van artikel 13 Lager Onderwijswet 1920 aan de gemeente over 1985 heeft vergoed. Op aanraden van de Raad van de Gemeentefinanciën is echter besloten om een overgangstermijn in acht te nemen van drie jaar. Dat houdt in dat van het volledige bedrag dat aan het gemeentefonds is toegevoegd voor 1987 2/3 deel volgens de "oude" regeling en 1/3 deel volgens de "nieuwe" regeling aan het gemeentefonds is toegevoegd. Voor 1988 is vervolgens 1/3 deel gebaseerd op de "oude" regeling en 2/3 deel op de "nieuwe" regeling. Dit jaar is de "nieuwe" regeling volledig ingevoerd. Ter verduidelijking: met de "oude" regeling wordt bedoeld de herbe- voorschotting op basis van het uitkeringsjaar 1985. Met de "nieuwe" regeling wordt bedoeld de uitkering via het gemeentefonds op basis van onder andere een bedrag per woonruimte, een bedrag per hectare en een vast bedrag per gemeente. Inmiddels hebben wij van het Ministerie van Financiën bericht ont vangen dat de uitkeringen over 1987 en 1988 overeenkomstig opgave van het Ministerie van Onderwijs en Wetenschappen zijn vastgesteld op basis van ingediende kosten in 1985. Ons bezwaar richt zich tegen de door het Ministerie van Onderwijs en Wetenschappen vastgestelde vergoeding over 1985. In dat bedrag is een na-declaratie die ons inziens binnen de daartoe gestelde wettelijke termijn is ingediend, niet meegenomen in het bedrag dat als basis dient voor de uitkering 1987 en 1988. Gelet op de geldende beroepstermijn is door ons reeds beroep ingesteld tegen de vaststelling van de uitkering 1987 en 1988. Uw raad is echter het aangewezen orgaan om dit beroep in te stellen. Overeenkomstig artikel 212 van de Gemeentewet is het mogelijk dat de gemeenteraad het college van burgemeester en wethouders machtigt om een rechtsgeding te voeren. 0064V

Historisch Centrum Leeuwarden

Boarnsterhim vergaderstukken gemeenteraad | 1989 | | pagina 30