GEMEENTE BOARNSTERHIM
46. Voorstel tot het oprichten van een
muziekschool in Boarnsterhim.
Aan de gemeenteraad.
Grou. 16 juni 1989.
1. Inleiding.
In uw vergadering van 17 november 1988 heeft u besloten een
budget voor het muziekonderwijs beschikbaar te stellen van
f 139000,Er is toen tevens besloten een werkgroep in te
stellen die de opdracht kreeg een voorstel te maken voor een vorm
van muziekonderwijs, waarvan een zo groot mogelijke groep mensen
in de gemeente, binnen bepaalde randvoorwaarden, gebruik maken.
Deze randvoorwaarden staan genoemd in het besluit van 17 november
1988 hetwelk voor u bij de stukken ter inzage ligt.
De bovengenoemde werkgroep heeft na een groot aantal
bijeenkomsten in een relatief korte tijd een advies bij ons op
tafel gelegd. Wij willen onze waardering uitspreken voor het
feit dat de werkgroep binnen een zo korte termijn een dergelijk
goed onderbouwd advies op tafel heeft kunnen leggen. Het advies
ligt voor u bij de raadsstukken ter inzage.
Wij willen de aandacht vestigen op enkele punten uit dit advies,
waarbij wij als richtlijn gebruiken de bovengenoemde
randvoorwaarden. Daarna zullen wij onze mening op verschillen
van deze punten aan u voorleggen.
2Inhoud van het voorstel van de werkgroep.
De doelstelling genoemd in par. 2.1. van het voorstel past binnen
de gestelde randvoorwaarden. Men heeft echter te maken met een
aantal onzekere factoren, zoals realiseerbare groepsgrootte, de
instrumentenkeuze, de leeftijd, het technisch niveau, de
woonplaats en de afstand tot de lesplaats. Ook is de verdere
ontwikkeling van het leerlingenbestand onzeker. Daarom kiest men
voor een "groeimodel" dat in de praktijk bijgesteld kan worden.
In de begroting is men uitgegaan van het huidige aantal
leerlingen van 227 en komt men op 49,4 lesuur en een gemiddelde
groepsgrootte van 4,6.
Een leerlplan en een schoolwerkplan kan pas opgesteld worden
nadat zekerheid is verkregen omtrent bovengenoemd factoren.
Grote groepen zullen worden nagestreefd voor zover dit
pedagogisch verantwoord is, waarbij faktoren zoals soort
intrument en geografische spreiding van de lesnemers een rol
zullen spelen. Een en ander zal soepel bekeken moeten worden, zo
vindt de werkgroep.