t
GEMEENTE BOARNSTERHIM
17. Voorstel tot vaststelling van het
bestemmingsplan "Kom Grouw, De
Baai, 2e fase".
Aan de gemeenteraad.
Grou, 30 maart 1990.
Inleiding.
Het voorliggende bestemmingsplan "Kom Grouw-De Baai, 2e fase" geeft
een nadere invulling van het westelijke gedeelte van het plangebied
De Baai en is bestemd voor woongebied.
Dit plan heeft vanaf eind 1984 de basis gevormd voor de feitelijke
ontwikkeling van het gebied. Het plan is vrijwel geheel met toe
passing van artikel 19 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening
ingevuld.
Het vast te stellen plan zal daardoor meer het karakter kunnen
krijgen van een beheersplan dan van een ontwikkelingsplan. In het
navolgende, in het bijzonder bij de ambtshalve overwegingen zijn
daartoe voorstellen tot wijziging opgenomen.
Het thans aan u ter vaststelling voorgelegde bestemmingsplan biedt
naar onze mening een adequate en op de eisen van deze tijd toege
sneden regeling gericht op de handhaving van het woonkarakter van
het plangebied.
In de bi] dit voorstel behorende toelichting op het bestemmingsplan
is informatie neergelegd over:
- de gewenste ontwikkeling;
- de beschrijving van het plan;
- de regeling in het bestemmingsplan (voorschriften en plankaart);
- overleg en inspraak.
Naar deze informatie wordt u kortheidshalve verwezen.
De procedure.
De voorbereiding van het voorliggende plan heeft flink wat jaren
gevergd. Het plan is voor een belangrijk deel reeds uitgevoerd.
Na verwerking van de inspraakreacties en de overlegreacties van de
Commissie van Overleg op grond van artikel 10 van de Wet op de
Ruimtelijke Ordening en de Rijksdienst voor de Monumentenzorg is het
ontwerp-plan met ingang van 6 december 1989 tot en met 5 januari
1990 ter inzage gelegd overeenkomstig artikel 23 van de Wet op de
Ruimtelijke Ordening.
Daarbij is overeenkomstig het bepaalde in het vierde lid van genoemd
artikel mededeling gedaan van de bevoegdheid tot het indienen van
bezwaren. Van die gelegenheid is gebruik gemaakt door de heer
P. Bokma van de Stationsweg 24 te Grou. Het bezwaar is tijdig in
gediend en kan derhalve ontvangen worden.
Ingevolge het bepaalde in artikel 25, eerste lid, van de Wet op de
Ruimtelijke Ordening heeft uw raad tot uiterlijk vier maanden na 5
januari 1990 (dat wil zeggen uiterlijk in uw vergadering van 10
april 1990) de gelegenheid te beslissen omtrent de vaststelling.
nnflfiv 47