-6- Op grond van de Wet Vermeend-Moor krijgt de banenpool vrijstelling van betaling van een aantal werkgeverspremies. Vooralsnog geldt de wet nog vier jaar. Mogelijk wordt dit, na evaluatie van de werking van de wet, verlengd. Bij het Europees Sociaal Fonds (E.S.F.) is voor 1991 een subsidie gevraagd. Verwacht wordt dat begin van dit jaar uitsluitsel komt over een eventuele toekenning daarvan. Inleners betalen in principe 2.500,per inleenplaats In dit verband dient de vraag te worden gesteld of de stichting b.t.w. zal moeten betalen. Op het moment waarop dit raadsvoorstel wordt geschreven is de stand van zaken als volgt. Als het gaat om structurele uitlening, er sprake is van een reguliere arbeidsovereenkomst met de deelnemer en er louter een vergoeding van bruto-loonkosten gegeven wordt (dus geen winst gemaakt wordt) dan is men niet b.t.w.-plichtig. Ondertussen is een "gemengd samengestelde" werkgroep van V.N.G. en ambtenaren van diverse ministeries een nadere regeling aan het ontwerpen om b.t.w.-verplichtingen te voorkomen. Uitgangspunt mag i.c. zijn dat de stichting niet b.t.w.-plichting is. Samenwerkingsafspraak met het RBA Een belangrijke voorwaarde voor het verkrijgen van subsidie voor de banenpool is, dat de gemeente en het Regionaal Bestuur voor de Arbeidsvoorziening (R.B.A.hierover samen afspraken maken. Een samenwerkingsafspraak kan in beginsel voor een langdurige periode worden afgesloten. Toch zal regelmatig overleg tussen partijen nodig zijn. De samenwerkingsafspraak moet in ieder geval de volgende punten bevatten. Overeenstemming over de (sluitende) financiering. Middelen kunnen komen van het rijk, van het toekomstig bestuur voor de arbeidsvoorziening, van gemeenten, van het RBA en van de inleners van deelnemers aan de banenpool. Met de beschikbare middelen als uitgangspunt zullen partijen tenminste jaarlijks moeten overeenkomen hoeveel banenpoolplaatsen gerealiseerd kunnen worden. Er moet een regeling worden opgesteld ter voorkoming van budget- of concurrentievervalsing en verdringing van bestaande werkgelegenheid. Het oordeel van de medezeggenschapsorganen binnen de inlenende organisaties is bij de beoordeling hiervan in eerste instantie bepalend. - Er dient overeenstemming te zijn over de inzet van andere arbeidsvoorzieningsmaatregelen gericht op de bestrijding van langdurige werkloosheid. Het gaat daarbij vooral om afstemming met de inzet van andere regelingen, zoals de K.R.A. en de J.W.G. 0107V 46

Historisch Centrum Leeuwarden

Boarnsterhim vergaderstukken gemeenteraad | 1991 | | pagina 38