-2-
Bij de aanleg van het pad staat de gemeente de volgende
maatregelen voor ogen. Het pad wordt aangelegd aan de zuidzijde,
binnen de beschikbare ruimte van 2,20 meter. De resterende
ruimte aan de noordzijde, 1 meter, langs het perceel Mieden 44
wordt benut voor de aanplant van een dichte haagachtige
beplanting tot aan de voorgevel van de woning op het betreffende
perceel.
Op het perceel aan de zuidzijde van het pad is in de
perceelgrens een garage gebouwd. Vanuit deze garage, tot aan de
achtergrens van het perceel De Mieden 46 is door middel van een
aan te brengen schutting met een voldoende hoogte, eveneens de
privacy ten aanzien van dit perceel te waarborgen.
Bij de uitgifte van bouwterrein voor, in casu, woningbouw staat
het de gemeente, als eigenaar van de grond, vrij te bepalen de
hoeveelheid grond die zal worden uitgegeven. Op deze wijze kan
de gemeente reeds rekening houden met eventuele toekomstige
ruimtelijke ontwikkelingen. De uitgegeven kavels aan De Mieden
zijn overeenkomstig de woonbestemming aangewend.
Het geprojecteerde pad is tot nu niet aangelegd noch zijn
daarvoor aanvragen om vergunning bij het gemeentebestuur
ingediend en in procedure genomen.
Dit betekent dat er geen vrijstellingsprocedure als bedoeld in
artikel 19 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening ten behoeve van
de aanleg van het pad is gevoerd.
Dit houdt in dat er tijdens de bouw van de woning van reclamant
er geen wijziging van het bestemmingsplan, in casu Warten Noord,
in voorbereiding was en derhalve bekendmaking, informatie of
bezwarenprocedures niet aan de orde waren. De stelling dat de
gemeente het reclamant onmogelijk heeft gemaakt om gebruik te
maken van zijn rechten, zoals reclamant het stelt, inzake de
bescherming van privaatbelangen is dan ook niet juist. Immers
had de gemeente het pad al willen aanleggen dan zou de eerder
genoemde vrijstellingsprocedure zijn gevolgd in het kader
waarvan reclamant zijn bezwaren naar voren had kunnen brengen.
De gemeente heeft echter gemeend te moeten wachten met de
uitvoering van het onderhavige bestemmingsplan totdat het is
vastgesteld, c.q. goedgekeurd.
In de goedkeuringsprocedure van het onderhavige plan is voor
reclamant de mogelijkheid aanwezig om bezwaar aan te tekenen
tegen het plan c.q. onderdelen ervan.
Reclamant maakt hiervan gebruik door een bezwaarschrift in te
dienen dat gericht is tegen het onderdeel van het plan dat
toeziet op de aanleg van het wandelpad.
Reclamant is dus de mogelijkheid gegeven om zijn belangen op een
zo'n goed mogelijke wijze te kunnen behartigen.
In tegenstelling tot hetgeen reclamant naar voren brengt is de
gemeente van mening dat zij door te wachten met de aanleg van
het pad totdat het plan is vastgesteld c.q. goedgekeurd,
zorgvuldig handelt.
0115V 5