- 2 -
In de beschikking van 26 november 1991 geeft het college van bur
gemeester en wethouders aan dat zij wel bereid zijn om de heer
Schouwstra een ontheffing te verlenen als bedoeld in artikel 22
van de Kampeerwet voor het hebben van ten hoogste 5 kampeermidde
len gedurende de periode van 15 maart tot 31 oktober en 5 extra
kampeermiddelen gedurende 6 weken in het hoogseizoen.
In zijn beroepschrift geeft de heer Schouwstra aan dat hij door
de huidige ontwikkelingen in de landbouw tracht om neveninkoms
ten te verwerven via de recreatieve sector; een aantal van 10
kampeermiddelen is echter te weinig in relatie tot de noodzake
lijke investeringen.
In het concept-bestuursplan van 14 april 1992 (onderdeel ruimte
lijke visie)worden de door de heer Schouwstra geschetste ont
wikkelingen onderkend.
De strategische visie van de gemeente zal er op worden gericht
dat bestaande bedrijven voldoende ruimte moet worden geboden om
op de boerderij nevenactiviteiten uit te oefenen.
De mogelijkheden die de huidige Kampeerwet biedt zijn veel te
beperkt om op een bedrijfsmatig niveau een commerciële tak op te
zetten. De gemeente zal daarom het planologische kader scheppen
om bedoelde activiteiten mogelijk te maken, mits voor een opzet
wordt gekozen die bij het kwaliteitsbeeld dat de gemeente na
streeft past. De ontwikkelingen in de markt zijn wat dat betreft
perspectiefvol, omdat er met name een toenemende vraag is te con
stateren naar kleinschaligheid, rust en kwaliteit.
In het concept-bestemmingsplan Buitengebied van 23 december 1991
wordt onder andere een overzicht gegeven van de beleidsuitgangs
punten ten aanzien van de landbouw en de verblijfsrecreatie.
Wat betreft de landbouw wordt gesignaleerd dat door een wijzi
gend marktperspectief er een overschot aan landbouwgrond wordt
voorzien.
Om in te spelen op het overschot aan landbouwgrond, wordt ge
zocht naar alternatieve middelen van bestaan. De recreatie wordt
hierbij als belangrijkste mogelijkheid gezien. Hierbij dienen de
landschapswaarden zo goed mogelijk bewaard te blijven.
Wat de verblijfsrecreatie betreft wordt geconstateerd dat de be
staande verblijfsrecreatieve voorzieningen (kampeerterreinen,
kampeerboerderijen en overige kampeerplaatsen) als zodanig be
stemd dienen te worden. Ten aanzien van de uitbreidingsmogelijk
heden dient ingespeeld te worden op de in voorbereiding zijnde
Wet op de Openluchtrecreatie. Voor de bestaande locaties dient
tevens een afweging plaats te vinden aangaande de natuurwaarden,
de gewenste zonering van de watersport en eventuele conflicten
met beroepsscheepvaart.
Mogelijkheden voor verdere uitbreiding en nieuwe locaties dienen
tevens beoordeeld te worden met het oog op de plannen in stadsge
westelijk verband en plannen die voor de verschillende kernen
bestaan (met name Terherne, Grou en Akkrum)
Voor grotere voorzieningen geldt dat deze bij voorkeur in of in
aansluiting op bestaande kernen en verblijfsrecreatieve centra
gerealiseerd dienen te worden.
VRJSCH.NES/H/2