- 16 -
Het autonome gemeentelijk handelen is in toenemende mate in dis
cussie en dreigt zelfs hier en daar werkelijk in de knel te gera
ken. Mede in dat licht zou ik een aantal onderwerpen willen aan
snijden die, op het gemeentelijk erf, van groot gewicht zijn.
Dat brengt mij in de eerste plaats op de positie van de landbouw
en de natuur. De landbouw die zojuist hier voor de deur op een
beschaafde wijze uiting heeft gegeven aan de bezorgdheid die be
staat over de toekomstige positie van diezelfde landbouw.
Ons land is eeuwenlang het land geweest waar de landbouw een do
minante positie innam. Begrijpelijk en niet ten onrechte. De om
standigheden nodig voor de agrarische productie waren in die
tijd gezien veelal optimaal. Zonodig werden middels het landin-
richtings- instrumentarium verdergaande verbeteringen, gericht
op rendement en efficiëncy aangebracht. De agrarische bedrijfs
tak ontwikkelde zich na de tweede wereldoorlog in ons land tot,
nagenoeg, de sterkste ter wereld.
De tijd staat echter niet stil. Efficiënte bedrijfsvoering, pro
blemen in de bedrijfsopvolging, een grotere aandacht voor het
milieu, de geringere positieve uitstraling van de landbouw en
nog een aantal andere factoren maken dat in ons land thans nog
geen 4,5% van de beroepsbevolking in de landbouw een boterham
verdient.
In toenemende mate zullen landen in het Oosten van Europa gewas
sen, die traditioneel in ons land worden geteeld, van ons overne
men. Handelsaccoorden, zoals het GATT-overleg van vorige week,
zullen ongetwijfeld niet zonder consequenties blijven. Naar mijn
stellige overtuiging zal dat veranderingsproces de komende jaren
in versneld tempo doorgaan.
En de Minister van Landbouw Die schrijft in het structuursche
ma voor de Groene Ruimte: "dat er voor de landbouw bij een
martkgerichte productie economische perspectieven zijn"
Zo'n uitspraak geeft te denken. Het vraagt om waakzaamheid en om
duidelijkheid.
Wanneer ik een poging onderneem die Groene nota te doorgronden
dan stel ik allereerst vast dat de regering bijzondere aandacht
heeft voor ons gebied. Ik meen dat die aandacht van het Rijk
voor het groene, schone, waterrijke en landschappelijk waardevol
le midden van Friesland niet ten onrechte is.
Te lang immers hebben wij in onze westerse wereld gehandeld van
uit een houding dat "het niet op kon".
Dat heeft geleid tot het verdwijnen van, soms, prachtige land
schappen of landschapstypes. Planten en diersoorten zijn verdwe
nen. Wij vervuilen het water, de bodem en de lucht; wij gaan met
deze aarde om alsof we er nog eentje "in reserve" hebben.
Ik zou mijzelf niet willen kenmerken als doemdenker; zo meen ik
dat er wel degelijk ruimte is voor economische ontwikkelingen;
maar het is goed te beseffen dat er ter wille van het voortbe
staan der mensheid, grenzen moeten zijn aan de groei!
N0T1DEC.l/RAAD/16