- 17 -
VII.2. Voor het in behandeling nemen van een
verzoek om vrijstelling, als bedoeld
in de artikelen 18 van de Wet
op de Ruimtelijke Ordening, wordt het
recht, verschuldigd op grond van para
graaf I, verhoogd met f 62,50
VII.3.a. Voor het in behandeling nemen van een
verzoek om vrijstelling, als bedoeld
in artikel 19 van de Wet op de Ruimte
lijke Ordening, bedraagt het recht f 780,00
VII.3.b. Voor het voeren van de procedure op
grond van artikel 50, lid 6 van de
Woningwet of de procedure op grond van
artikel 46, lid 8 van de Wet op de
Ruimtelijke Ordening ten aanzien van
de doorbreking van de aanhoudings-
plicht f 780,00
VII.3.c. Indien bovengenoemde vrijstellingen
worden gecombineerd (VII.3.a. en
VII.3.b.) is het recht slechts éénmaal
verschuldigd.
VII.3.d. In tegenstelling tot het bovenstaande
bedraagt het recht in die gevallen
waarbij gebruik wordt gemaakt van een
(specifieke) algemene verklaring van
geen bezwaar van Gedeputeerde Staten f 78,00
VII.3.e. Voor het in behandeling nemen van het
verzoek om vrijstelling genoemd in
VII.3.aen VII.3.b., waarbij de beno
digde procedure aansluitend gevolgd
wordt door een procedure tot het maken
van een bestemmingsplan-herziening)
bedraagt het recht f 3.380,00
VII.3.f. Indien een vrijstelling, genoemd in
de leden VII.3.atot en met VII.3.e.,
wordt verleend in combinatie met een
bouw- of aanlegvergunning, wordt het
op grond van paragrafen I of II
verschuldigde recht vermeerderd met
respectievelijk f 780,00 (VII.3.a. tot
en met VII.3.c.) met dien verstande dat
de verhoging f 78,00 bedraagt ingeval
de VII.3.d. van toepassing is of
f 3.380,00 (VII.3.e.).
VII.3.g. Het bepaalde in de leden Vl.l.a.
Vl.l.b., Vl.l.d. en VI.I.e. is van
overeenkomstige toepassing op para
graaf VII.
RVO.208/VO/17