Voor zoveel nodig is voor de waardering van evenbedoeld gedeelte
het vierde lid van overeenkomstige toepassing, met dien verstan
de dat voor de in dat lid bedoelde waarde in het economische
verkeer van het eigendom in de plaats treedt de onderstelde waar
de in het economische verkeer welke aan het gebouwde eigendom
zou moeten worden toegekend, indien de bouw of de verbouwing
reeds geheel was voltooid.
8. Indien met betrekking tot een onroerende-zaak een gebouwd eigen
dom geheel wordt verbouwd, gepaard gaande met gedeeltelijke af
braak en met herbouw, één en ander van een zodanige omvang dat
naar maatschappelijke opvatting met die verbouwing de stichting
van een geheel nieuw gebouwd eigendom wordt beoogd, wordt voor
de duur van de verbouwing en onverminderd het bepaalde in het
zevende lid bij het vaststellen van de heffingsgrondslag de on
dergrond van het gebouwde eigendom aangemerkt als een ongebouwd
eigendom.
9. In afwijking in zoverre van het bepaalde in de leden 1 tot en
met 3 wordt met betrekking tot het onroerende zaak dat tot wo
ning dient en deel uitmaakt van een op de voet van de Natuur-
schoonwet 1928 (Stb. 63) aangewezen landgoed, de waarde in het
economische verkeer bepaald met inachtneming van een onderstelde
verplichting om dat zaak gedurende een tijdvak van 25 jaren als
zodanig in stand te houden en geen opgaand hout te vellen anders
dan volgens de regelen van normaal bosbeheer noodzakelijk of
gebruikelijk is.
Artikel 5.
1. De heffingsgrondslag wordt vastgesteld naar de toestand op
1 januari 1987 en vervolgens naar de toestand op een tijdstip
dat telkens 5 jaren later valt. Indien met betrekking tot een
onroerende-zaak de in artikel 7 bedoelde vrijstelling niet meer
kan worden toegepast voor een belastingjaar waarvan het begin
niet samenvalt met een in de vorige volzin bedoeld tijdstip,
wordt de heffingsgrondslag alsnog vastgesteld op de onderstelde
waarde in het economische verkeer, welke aan dat onroerende-zaak
zou zijn toegekend op het direct aan dat belastingjaar vooraf
gaande tijdstip dat ingevolge het bepaalde in de vorige volzin
in aanmerking zou zijn genomen, indien op dat tijdstip die vrij
stelling niet van toepassing was geweest.
Een aldus vastgestelde heffingsgrondslag vindt toepassing voor
elk belastingjaar - indien, en voorzover daarvoor de evenbedoel-
de vrijstelling niet van toepassing is - vallende in een tijdvak
van 5 jaren, welk tijdvak aanvangt op een tijdstip dat één jaar
later valt dan het tijdstip als bedoeld in de eerste volzin.
2. Indien de heffingsgrondslag op de voet van het eerste lid is
vastgesteld en op enig tijdstip gedurende de eerste 4 jaren van
het tijdvak waarvoor die heffingsgrondslag toepassing zou moeten
blijven vinden, de waarde in het economische verkeer wijziging
ondergaat als gevolg van, hetzij bouw, daaronder begrepen verbou
wing, of afbraak, hetzij verandering van bestemming, wordt in
afwijking van het eerste lid de heffingsgrondslag opnieuw vastge
steld.
RV0.024/VO/4