In de Monumentenwet 1988 is handelen in strijd met artikel 11
(het verbod om een beschermd monument zonder vergunning te
wijzigen of af te breken) gekoppeld aan een geldboete van de
vijfde categorie 100.000,_).
Op gemeentelijk niveau is, gelet op de ernst van dit vergrijp,
de hoogte van de strafmaat voor beschermde rijksmonumenten en
de wens om enige preventieve werking te bereiken, de keuze
voor de geldboete van de tweede categorie voor de hand lig
gend
Artikel 17
De artikelen 141 en 142 van het Wetboek van Strafvordering
wijzen de ambtenaren aan die met de opsporing van strafbare
feiten zijn belast. Artikel 141 noemt de ambtenaren met een
algemene opsporingsbevoegdheid, zoals politieagenten. Uit de
bewoordingen van artikel 142 blijkt dat de gemeentelijke
wetgever bevoegd is om in zijn verordeningen buitengewone
opsporingsambtenaren aan te wijzen.
Op basis van deze bepaling kunnen burgemeester en wethouders
medewerkers van de bouw- en woningdienst en monumentenzorg
aanwijzen als buitengewoon opsporingsambtenaar.
Artikel 18
Dit artikel is de grondslag voor de betreding van open ruimten
en de binnentreding van beschermde gemeentelijke monumenten
die geen woning zijn, tegen de wil van de rechthebbende,
bewoner of gebruiker. Woningen zijn uitgezonderd in de Wet op
het binnentreden.
Artikel 19
De datum van inwerkingtreding is allereerst geregeld voor
gemeentelijke monumenten (lid 1) en daarna voor beschermde
rijksmonumenten (lid 3).
Het eerste lid is gebaseerd op artikel 139 van de Gemeentewet.
Hierin wordt de bekendmaking van verordeningen geregeld.
Artikel 20
Dit artikel noemt de naam van de verordening.