taakverdeling bestaat, en vanwege het feit dat de deskundigheid per gemeente verschilt. Concreet betekent deze samenwerking: iedere gemeente brengt de eigen vraag in beeld: hiertoe wordt overleg gepleegd met de erkende onderwijsinstelling. Als op lokaal niveau vraag en aanbod zijn geconcretiseerd, volgt: afstemming van de lokale vragen in de ambtelijke werkgroep. Daartoe worden de verschillende vragen naast elkaar gelegd en gekeken naar overlap en combinatiemogelijkheden wat betreft de behoeften; vervolgens vindt er overleg plaats met de onderwijsinstelling en wordt de overeenkomst uitgewerkt. Deze samenwerking resulteert in: het opstellen van één raamcontract tussen de betrokken gemeenten en de onderwijsinstelling (iedere gemeente ondertekent) en één produktovereenkomst waarin nadere concretisering van de produkten plaatsvindt (cursussen en vrije percentages) bijlagen achter deze produktovereenkomst met gedetailleerde informatie per gemeente.' De contracten worden vastgesteld in de afzonderlijke gemeenten en ondertekend door de burgemeesters; iedere gemeente maakt volgens het in het contract afgesproken betalingsritme rechtstreeks VE-gelden over aan de onderwijsinstelling. De ambtelijke werkgroep volwasseneneducatie is op dit moment doende een concept-raam- en een concept-produktovereenkomst op te stellen, welke voor 1 januari dienen te worden getekend, terwijl elke gemeente individueel beziet welk produkt ze van het ROC wil afnemen welke dan als bijlage bij de produktovereenkomst zal worden opgenomen. N.B.: in deze opzet is er geen sprake van een formeel samenwerkings verband. Elke gemeente maakt afzonderlijk afspraken en kan daar ook afzonderlijk door het ROC op worden aangesproken (en vice versa). Het praktische van deze wijze van samenwerking is dat elke gemeente in staat blijft zelf een afnamepakket vast te stellen, doch de vraag op elkaar kan afstemmen terwijl middels een gezamelijke uitspraak de rijksbijdrage bij het ROC in te zetten de instelling duidelijkheid voor de toekomst wordt geboden. Daarbij dient te worden opgemerkt dat het belangrijk is uit te spre ken de Rijksbijdrage volledig te willen inzetten. Immers, wanneer middels de afrekening is vastgesteld dat de gelden aan VE niet volle dig zijn benut, dient dat niet bestede bedrag te worden teruggestort richting Rijk. Wat betreft de voortgang van één en ander is het, gezien de tijdscy- clus van de WEB, noodzakelijk een aantal besluiten te nemen. Allereerst vereist artikel 2.3.3. van de WEB een uitspraak van het gemeentebestuur welke bedragen voor het volgende jaar zullen worden toegekend voor de educatieve doeleinden. Bij de begrotingsbehandeling heeft de raad reeds uitgesproken de Rijksbijdrage 1998 volledig te willen inzetten bij het R.O.C., doch nog niet ten behoeve van welke opleidingen. Voorgesteld wordt de gelden in te zetten ten behoeve van de volgende opleidingen: opleidingen voortgezet onderwijs (VAVO) Nederlandse als tweede taal I en II opleidingen gericht op het maatschappelijk functioneren AVTLVOLWRAAD2

Historisch Centrum Leeuwarden

Boarnsterhim vergaderstukken gemeenteraad | 1997 | | pagina 79