- 5 - Voor alle duidelijkheid willen wij hierbij ook aangeven, dat de noti tie windmolenbeleid die niet rechtstreeks gekoppeld is aan de voor schriften van het bestemmingsplan niet ter vaststelling wordt voor gedragen aan de raad. Hiervoor in de plaats komen de nieuwe be palingen zoals ter vaststelling wordt voorgesteld in het ontwerp bestemmingsplan, met de nadere beleidsmatige onderbouwing zoals hier voor beschreven. Thema 3. De Alde Feanen en De Burd. Ten aanzien van de Alde Feanen is het college van mening dat elke aanleiding voor misverstand uit de weg dient te worden genomen. Boarn- sterhim is op een zeer positieve manier betrokken bij het overleg over de Alde Feanen en het college heeft grote waardering voor het Overlegplatform Alde Feanen, waarin naast de overheid alle belangen in maatschappelijke zin actief bij het overleg betrokken zijn. Het is een unaniem standpunt van alle betrokkenen, dat de Alde Feanen een zeer waardevol natuurgebied is, maar tevens hebben alle betrokke nen de mening dat de Alde Feanen beschikbaar dient te blijven voor recreatie en toerisme. Dit standpunt is vastgelegd in de streekplan uitwerking en dit standpunt hebben wij ook voorgesteld in dit bestem mingsplan. De discussie over de bestemming van De Burd is veel complexer. Immers het gaat hier niet om het handhaven van een bestaande situatie, maar om een nieuwe inrichting van het gebied. In de raadscommissie Wonen, Werken en Milieu hebben wij met u al uitvoerig stilgestaan bij de mogelijkheden van de gemeente door toe passing van het bestemmingsplan. We hebben daarbij met u vastgesteld, dat een bestemmingsplan geen uitvoeringsplan is, maar een toetsend plan. Het bestemmingsplan dwingt niet tot uitvoering, het kan uit sluitend veranderingen toestaan of verbieden. Voor uitvoering van welk plan dan ook is de gemeente in dit geval afhankelijk van het landinrichtingsinstrumentarium. Naar ons oordeel dient de gemeente daarom op twee sporen in beleidsmatige zin actief te zijn: in het ruimtelijke toelatingsbeleid: het bestemmingsplan en in het landinrichtingsbeleid in voorbereidende en procedurele zin. Met de raadscommissie delen wij de mening dat het bestemmingsplan in hoofdlijnen dient aan te geven wat wij aanvaardbaar vinden en wat niet, kortom de marges voor de toekomstige inrichting. Over deze marges mogen geen misverstanden blijven bestaan. Noch het Rijk en de Provincie noch de Landinrichtingscommissie en de gemeente streven naar de realisatie van een groot moeras. Wel wordt gewerkt aan een plan waarin alle belangen (ecologische, agrarische en recre atieve) op een evenwichtige wijze gerespecteerd worden en tevens een plan dat past in ons karakteristieke en waardevolle landschap. Vanuit dit perspectief heeft het college nog eens nauwkeurig de tekst van de voorschriften beoordeeld en geconstateerd dat een kleine tekst aanpassing wenselijk is. Wij stellen daarom voor om in artikel 5 Natuurgebied, nergens meer het woord moeras te noemen in relatie met de aanduiding "natuur gebied, te ontwikkelen". De door ons voorgestelde bepaling geeft aan de landinrichtingscommissie de ruimte om plannen, alternatieven en varianten op te stellen gericht op "graslanden, vaarten, oevers, rietlanden, meren en eilanden". Op deze manier maakt de gemeente niet het inrichtingsplan voor de Landinrichtingscommissie maar geeft de gemeente aan de Landin richtingscommissie (net als de provincie dat heeft gedaan) een zekere beleidsmarge voor het opstellen van een uitvoeringsplan dat enerzijds RAVOORVPBWWR0NTW/AKKERMAR5

Historisch Centrum Leeuwarden

Boarnsterhim vergaderstukken gemeenteraad | 1998 | | pagina 8