bijlage De Onderwijshuisvesting in meerjaren perspectief. 1Algemeen. Op 1 januari 1997 is de bevoegdheid met betrekking tot de huisvesting van onderwijsvoorzieningen in het primair en voortgezet onderwijs gedecentraliseerd naar de gemeenten. Het betreft hier de onderwijsgebouwen voor het totale basis-, speciaal en voortgezet onderwijs en eveneens de gymnastiekaccommodaties (exclusief de sporthallen). De gemeenten stellen hiervoor een verordening vast op grond waarvan de formele toetsing van de aanvragen plaatsvindt. Elk jaar wordt een programma vastgesteld waarin de toegekende voorzieningen vermeld staan. Afgewezen dan wel doorgeschoven voorzieningen staan vermeld in een overzicht. Bij het decentraliseren van deze bevoegdheid naar de gemeenten zijn ook de geldmiddelen overgeheveld van Rijk naar gemeenten. Dit is geschied via het Gemeentefonds. De uitkering via het gemeentefonds is opgebouwd uit algemene en onderwijs specifieke maatstaven. Algemeen kan worden geconstateerd dat de betreffende uitkering van het Rijk onvoldoende is. Veel gemeenten dienen bij het voeren van een adequaat huisvestingsbeleid eigen middelen toe te voegen. Voor een goed inzicht is derhalve een meeijarenperspectief gewenst. In een dergelijk perspectief kunnen wensen en verplichtingen worden aangegeven. Een en ander kan dan ook worden geplaatst binnen het totale financiële beleid van de gemeente. Deze notitie poogt hiertoe een aanzet te geven. Tevens is het van belang in te gaan op de wijzigingen in het LONDO-bekostigingsstelsel en het affekentraject Andere Voorzieningen. Door de wijzigingen in de huisvesting per 1 januari 1997 zijn er geldstromen verlegd, welke eveneens (financiële) consequenties hebben voor de gemeenten. 2. De inkomsten van het Rijk. Zoals reeds aangegeven ontvangt de gemeente vanaf 1997 via het Gemeentefonds de uitkering voor de onderwijshuisvesting. In deze notitie wordt als start genomen 1998, aangezien 1997 reeds is afgerond 'via een vastgesteld Programma en dus ook de verplichtingen zijn vastgelegd. De resterende geldmiddelen, zijnde het verschil tussen inkomsten en verplichtingen, zijn zichtbaar gemaakt en worden ook meegenomen in deze notitie. Voor 1998 bedraagt de uitkering als volgt: - Algemene uitkering 1.498.667 - Integratie uitkering 200.553 - Klassenverkleining 43.440 totaal 1.742.461 In de gemeentebegroting 1998 zijn de algemene uitkering en de geldmiddelen klassenverkleining verwerkt en is het bedrag van de integratie-uitkering toegevoegd aan de voorziening voor Decentralisatie Huisvesting. Daarom zijn in de bijlage waarin de

Historisch Centrum Leeuwarden

Boarnsterhim vergaderstukken gemeenteraad | 1998 | | pagina 6