4. Belastingen en heffingen
4.1 Algemeen
In het collegewerkprogramma 1998-2002 is aandacht gevraagd voor de lastendruk voor onze
inwoners. In samenhang met het creëren van ruimte voor nieuw beleid hebben wij hieraan in de
begroting 1999 invulling kunnen geven. Evenals in 1998 zijn we erin geslaagd de tarieven voor de
onroerende-zaakbelastingen met 2% te verlagen.
4.2 Ontwikkelingen
Het Rijk heeft in 1998 voor het eerst middelen ter beschikking gesteld om stijging van lokale
lastendruk te kunnen beperken. Deze middelen worden enerzijds ingezet als compensatie in de
lastendruk voor burgers, anderzijds als compensatie voor de lastendruk van bedrijven. De burger
heeft in 1998 100,= in de vorm van een korting op de aanslag gemeentelijke belastingen
ontvangen (de zogenaamde Zalmsnip) en voor het bedrijfsleven zijn de milieuleges vervallen.
Voor 1999 stelt het Rijk wederom de middelen beschikbaar voor compensatie in de ontwikkeling
van de lokale lastendruk. Lastenverlichting voor de burger zal net als vorig jaar uitgevoerd
worden middels de afvalstoffenheffing en lastenverlichting voor bedrijven middels (verplichte)
afschaffing van de milieuleges.
In 1998 is de derde tranche Algemene wet bestuursrecht in werking getreden. Invoering van de
derde tranche heeft als doel de bevoegdheden met betrekking tot de heffing van gemeentelijk
belastingen en de uitvoering van de Wet WOZ voor de burger en het bestuur eenvoudiger en
doorzichtiger te maken. Regelgeving wordt op elkaar afgestemd om duidelijkheid te scheppen.
Duidelijkheid in die zin dat eenheid in voorschriften en termijnen binnen de administratieve sfeer
wordt nagestreefd. Dit heeft tot gevolg dat de gemeentelijke verordeningen in overeenstemming
dienen te worden gebracht met de nieuwe situatie. Derhalve treft u bij de ter inzage liggende
ontwerp-verordeningen alle gemeentelijke belastingverordeningen aan.
De Wet waardering onroerende zaken bepaalt dat gemeenten eens in de vier jaar de waarde van
alle objecten (woningen, bedrijven etc.) volgens landelijk uniforme voorschriften vaststellen.
Deze waardevaststelling is aansluitend van toepassing voor de heffing van:
onroerende-zaakbelastingen;
inkomstenbelasting /vermogensbelasting (Rijksbelastingdienst);
waterschapsheffingen (waterschappen).
De gemeenten zijn wettelijk verplicht de gegevens, die samenhangen met de waarde van het
object te verzamelen, te onderhouden en periodiek te leveren aan de Rijksbelastingdienst en de
waterschappea.
Voor het komende herwaarderingstraject, dat zal worden uitgevoerd in de periode 1999 - 2000,
zijn de nodige voorbereidingen getroffen. De nieuw vast te stellen waarden zullen de basis
vormen voor de belastingheffing in de periode 2001 - 2004. De kosten van de herwaardering
komen voor 60% voor rekening van de rijksbelastingdienst en waterschappen. Het gemeentelijk
aandeel 400.000,=) is opgenomen in het investeringsplan 1999.
4.3 Tarievenbeleid 1999
Als algemeen uitgangspunt voor het te voeren tarievenbeleid voor belastingen en heffingen geldt
een aanpassing van 2%. Dit percentage komt overeen met het landelijk inflatiecijfer c.q. het
prijsindexcijfer werknemersgezinnen (bron CBS). Per onderdeel wordt hieronder beschreven in
welke mate dit algemeen uitgangspunt toegepast wordt.
Het voorstel voor de vaststelling van de tarieven voor de belastingen en heffingen wordt hierna
afzonderlijk toegelicht, ingedeeld naar:
algemene heffingen;
Beleidsbegroting 1999
1-27
gemeente Boarnsterhim