- 2 -
a: de uitstroompremie.
Op basis van de huidige verordening kan alleen een premie worden
toegekend indien er sprake is van een arbeidscontract van tenminste
26 weken. Hierbij is als uitgangspunt genomen, dat men na deze 26
weken aanspraak kan maken op een Ww-uitkering en daardoor geruime
tijd geen aanspraak op een uitkering van de gemeente hoeft te doen.
In de praktijk blijkt echter dat uitkeringsgerechtigden vaak via
tijdelijke werkzaamheden via uitzendbureaus en dergelijke aan het
werk gaan. Er is dan geen sprake van een arbeidscontract van tenmin
ste 26 weken en kan geen premie worden verstrekt.
Derhalve wordt voorgesteld de arbeidsduur voor het recht op uitstroom
premie gelijk te stellen aan de referte-eis voor de Ww, dat wil zeg
gen dat er in een periode van 39 weken gedurende tenminste 26 weken
sprake moet zijn geweest van arbeid in dienstverband.
Deze wijziging heeft ook tot gevolg, dat het recht op de uitstroompre
mie eerst na deze periode van maximaal 39 kan worden vastgesteld. Op
grond hiervan wordt voorgesteld dat een belanghebbende binnen de
periode van 40 weken aansluitend aan de beëindiging van de uitkering
een verzoek om toekenning van een uitstroompremie kan indienen, maar
niet eerder dan dat er gedurende 26 weken arbeid in dienstbetrekking
is verricht.
b: de activiteitenpremie
Op grond van de bestaande verordening is het alleen mogelijk aan
fase-4 cliënten een premie te verstrekken voor het verrichten van
vrijwilligerswerk. In het kader van de (re)activering van fase-4
cliënten is het wenselijk de mogelijkheden voor het verstrekken van
een premie aan deze doelgroep te verruimen. In de praktijk komt het
namelijk voor dat fase-4 cliënten een voorschakeltraject volgen.
Aangezien het hier niet gaat om een kwalificerende opleiding kan geen
scholingspremie worden toegekend. Toch kan het wenselijk zijn in deze
gevallen een stimuleringspremie te verstrekken om hiermee de motiva-
tiegraad te verhogen.
Derhalve wordt voorgesteld ook een premiemogelijkheid te creeren voor
fase-4 cliënten die deelnemen aan een noodzakelijk geacht voortraject
voor een kwalificerende opleiding.
In de huidige verordening is de hoogte van de activiteitenpremie
vastgesteld op een bedrag van maximaal fl. 1.320,= per jaar. Voor de
hoogte van dit bedrag werd aansluiting gezocht bij de maximale vergoe
ding die op grond van de belastingwetgeving onbelast mag worden ont
vangen. Binnenkort zal artikel 43 van de Abw worden uitgebreid met
regelgeving inzake de maximale hoogte van de vrijwilligersvergoeding
die niet tot de middelen van belanghebbende zal worden gerekend,
ic.buiten beschouwing mag worden gelaten bij de vaststelling van de
uitkeringsrechten. Hierbij zal het gaan om een maximum bedrag van f1
150,= per maand ofwel f1.1.800,= per jaar.
VOORSTEL VAN BURGEMEESTER EN WETHOUDERS
Wij stellen u voor de bij raadsbesluit van 16 december 1997 vastge
stelde verordening in te trekken en de nieuwe verordening premiebe
leid en inkomstenvrijlating vast te stellen.
ADVIES (RAADS)COMMISSIE(S)
De raadscommissie Welzijn, Onderwijs en Cultuur heeft in haar verga
dering van 9 maart jongstleden positief geoordeeld over het voorstel.
PREMIE.VRS/RAAD/2