5. Delegatie raad aan burgemeester en wethouders
eJer^rdeni^ heeft als uitgangspunt dat burgemeester en
wethouders alle uitvoerende aspecten van het overleg over het
lokaal onderwijsbeleid voor hun rekening nemen. Zo voeren zij
het overleg met de schoolbesturen van alle scholen in de
gemeente, voeren het secretariaat en zijn belast met de
indiening van het verzoek om advies van de Onderwijsraad.
Tevens is er in deze voorbeeldverordening voor gekozen de
wettelijke bevoegdheid van de raad om uit eigen beweginq een
advies te vragen van de Onderwijsraad te delegeren aan
burgemeester en wethouders. Dit advies wordt immers volgens
de wet tijdens het op overeenstemming gericht overleg
gevraagd. Burgemeester en wethouders voeren dit overleq. Met
deze vormen van delegatie wordt een betere aansluiting
bereikt op de gangbare gemeentelijke bestuurspraktijk.
Hiermee wordt ook bereikt dat de in de wettelijke bepalinqen
over het overleg gekozen term "gemeentebestuur" een
eenduidige invulling krijgt.
Impliciet betekent dit dat bij vaststelling van de
verordening de raad een aantal zaken delegeert aan
burgemeester en wethouders. De basis voor deze delegatie is
neergelegd in artikel 156 Gemeentewet. Met de vaststellinq
van de overlegverordening bepaalt de raad dus wat hij aan
bevoegdheden aan zich wil houden en op welke onderdelen de
uitoefening van bevoegdheden wordt gedelegeerd aan
burgemeester en wethouders.
*L:Geen nadere regeling voor stemverhoudingen
In de voorbeeldverordening is ervan afgezien om een regeling
te treffen voor het stemmen in het overlegorgaan lokaal
onderwijsbeleid. Het gaat immers om een op overeenstemming
gericht overleg over (voorgenomen) gemeentelijke
besluitvorming. Partijen moeten zich tot het uiterste
inspannen om tot overeenstemming te komen. Er vindt echter
geen (finale) besluitvorming plaats in het overlegorgaan.
De competentie voor de finale besluitvorming heeft de
wetgever gelegd bij de gemeenteraad, indachtig het principe
van territoriale decentralisatie. Indien in het bestuurlijk
onderwijsoverleg volledige overeenstemming wordt bereikt, zal
de raad alleen goed gemotiveerd van dit standpunt kunnen
afwijken. Dit volgens de procedure die in artikel 11 van de
voorbeeldverordening opgenomen is. Is er geen of geen
volledige overeenstemming in het overlegorgaan over een
onderwerp, dan wordt in de verslaglegging van het overleg
aangegeven hoe de meningsvorming in het overleg is verlopen
en welke schoolbesturen bezwaren hebben aangetekend dan wel
een afwijkende zienswijze huldigen. Naast de inhoudelijke
argumentatie van deze bezwaren is het daarbij ook relevant
voor de raad om te beschikken over informatie aangaande het
draagvlak binnen het onderwijs voor dergelijke bezwaren. Dit
kan worden geïllustreerd aan de hand van het aantal
scholen/leerlingen dat wordt gerepresenteerd door de
vertegenwoordigers die een afwijkend standpunt innemen. Deze
beide aspecten - de kracht van de argumenten en het draagvlak
dat daarvoor bestaat binnen het onderwijsveld - zal de raad
in onderlinge samenhang dienen te betrekken bij zijn
uiteindelijke besluitvorming over een van de onderwerpen in
het kader van het lokaal onderwijsbeleid.