Pagina 8
Commissie van nnrterenak
Artikel 16.
1Indien het bestuursorgaan de gevraagde voorzieningen ten behoeve van een leerling op een
school voor (voortgezet) speciaal onderwijs, een school voor speciaal voortgezet onderwijs of
een school voor praktijkonderwijs niet of slechts gedeeltelijk toekent, dient zij bij de
beschikking het advies van de commissie of de regionale verwijzingscommissie van onderzoek
te betrekken.
2. Het bestuursorgaan kan tevens het advies van andere deskundigen inwinnen.
3. Als de commissie van onderzoek of de regionale verwijzingscommissie binnen vier
schoolweken na verzending van de adviesaanvraag geen advies heeft uitgebracht of niet
schriftelijk om verlenging van de adviestermijn met ten hoogste twee weken heeft verzocht,
wordt door het bestuursorgaan het besluit genomen zonder het advies van de commissie van
onderzoek of de regionale verwijzingscommissie.
Vprgnpriing van rte kosten van oppnhaar vervoer ten hehoevfi van een hftflfileider.
Artikel 17.
1. Indien aanspraak bestaat op een in artikel 15, eerste lid, onder a bedoelde vergoeding,
vergoedt het bestuursorgaan tevens de kosten van het openbaar vervoer ten behoeve van een
begeleider, in het geval door de ouders ten behoeve van het bestuursorgaan genoegzaam
wordt aangetoond dat de leerling, gelet op zijn geestelijke, lichamelijke of zintuiglijke handicap
of leeftijd, niet in staat is zelfstandig van het openbaar vervoer gebruik te maken.
2. indien het bestuursorgaan de in het vorige lid bedoelde aanvraag niet, of slechts gedeeltelijk
toekent, dient zij het advies van de commissie van onderzoek of de regionale
verwijzingscommissie en eventueel het advies van andere deskundigen te betrekken.
3. Indien een begeleider meer dan één leerling tegelijk begeleidt, komen slechts de kosten van
het openbaar vervoer ten behoeve van één begeleider voor vergoeding in aanmerking.
Vergoeding op haais van de kosten van aangepast vervoer.
Artikel 18.
1Het bestuursorgaan kent een vergoeding toe op basis van de kosten van aangepast vervoer
aan de ouders van de leerling die een school voor (voortgezet) speciaal onderwijs, een school
voor speciaal voortgezet onderwijs of een school voor praktijkonderwijs bezoekt, indien
voldaan wordt aan de criteria van artikel 15 en:
a. De leerling, naar het oordeel van het bestuursorgaan, gelet op zijn geestelijke,
lichamelijke of zintuiglijke handicap niet in staat is - ook niet onder begeleiding - van het
openbaar vervoer gebruik te maken;
b. De leerling, naar het oordeel van het bestuursorgaan, is aangewezen op het openbaar
vervoer onder begeleiding, doch waarvan door de ouders ten behoeve van het bestuurs
orgaan genoegzaam wordt aangetoond dat het begeleiden van de leerling door de ouders
Leerlingenvervoer/8