en een grote afstand tot de arbeidsmarkt hebben. Uitkeringsgerechtigden die korter
dan twee jaar werkloos zijn hebben vaak nog redelijke kans op werk. Wel is er in
tegenstelling tot het oude premiebeleid meer nadruk gelegd op de werkloosheidsduur
en niet alleen de fase indeling. De werkloosheidsduur, in dit geval dus langer dan
twee jaar, is bepalend om in aanmerking te komen voor de subsidie. Het accent is hier
gelegd omdat in onze ogen zo de benodigde prikkel gegeven wordt aan juist die groep
die het meeste verdiend om beloond te worden voor de verrichte inspanningen om
vanuit een langdurig werkloosheidssituatie weer aan het werk te komen. Ook is er
een leeftijdscriteria ingevoerd omdat voor personen jonger dan 23 jaar geruime tijd
de sluitende aanpak geldt en deze groep gezien hun leeftijd in verhouding betere
kansen hebben op de arbeidsmarkt.
Om de aanspraken op de werkaanvaardingssubsidie af te bakenen van de
uitstroomsubsidie is bepaald dat in één geval niet twee subsidies kunnen worden
ontvangen. Om voor een premie in aanmerking te komen moet men langere tijd niet
meer afhankelijk zijn van een uitkering. Hierbij is aansluiting gezocht bij artikel 17
van de werkloosheidwet op basis waarvan men in een periode van 39 weken
tenminste 26 weken in loondienst moet hebben gewerkt.
In deze bepaling is ook opgenomen de verstrekking aan een uitkeringsgerechtigde die
vanuit een uitkering uitstroomt als zelfstandige. Hiermee wordt bedoeld het verlaten
van de uitkering en niet het feit dat de uitkeringsgerechtigde wellicht tot de doelgroep
van de Bbz is gaan behoren aangezien hierbij (nog) geen sprake is van uitstroom.
De hoogte van de premie is vastgesteld op /1.500,- (€682). Het werken met vaste
bedragen heeft qua eenduidigheid en uitvoering de voorkeur gekregen boven het
werken met de scoringstabel. Het bedrag dat is vastgesteld is afgestemd op de hoogte
van de scholing- en activiteitensubsidie, waarbij aan uitstroom meer gewicht wordt
gegeven dan aan scholing en aan scholing weer meer gewicht wordt gegeven dan aan
de activiteitensubsidie. Dit geldt zeker in licht van de in het vooruitzicht gestelde
werkaanvaardingssubsidie van 4.000,- (€1815) die in vier termijnen van een half
jaar betaald wordt.
Artikel 4
Gemeenten hebben de mogelijkheid om naast de centrale inkomstenvrijlating voor
alleenstaande ouders met de zorg voor een kind jonger dan 5 jaar en werkloze
uitkeringsgerechtigde van 57,5 jaar en ouder, een subsidie te geven voor de groep die
om redenen van sociaal of medische aard aangewezen zijn op deeltijdarbeid.
De doelgroep heeft betrekking op alleenstaande ouders die kinderen hebben in leeftijd
5 tot en met 12 jaar en personen die op grond van sociale- en medische redenen vaak
niet volledig kunnen uitstromen. Deze mensen hebben ook vaak (gedeeltelijke)
ontheffing van de sollicitatieplicht.
Om deze groep toch te stimuleren voor de uren die zij (op eigen initiatief) werken
wordt een deeltijdsubsidie uitbetaald. Zo wordt gewaarborgd dat deze groep contact
houdt met de arbeidsmarkt en vindt een verhoging van het inkomen plaats voor een
groep waarvan verwacht kan worden dat deze voor een langere periode niet boven
het sociaal minimum uitkomt.
5
08. subsidieverordening WIW-bijdrage/ 5