vele varianten mogelijk zijn. Zo is het voor iedere afnemer mogelijk maatwerk in te kopen. Het zal duidelijk zijn dat de onderhandeling over het af te nemen pakket in de nieuwe situatie uitsluitend de verantwoordelijkheid van iedere afzonderlijke gemeente is. Wat hiervoor zal moeten worden betaald is afhankelijk van de uitkomst van de inspanningen van de eerder genoemde werkgroep financiering. Communicatie tiidens het reoroanisatietraiect. Oe stichting zal in ieder geval de gemeenten, gedurende het reorganisatieproces, door middel van een regelmatig verschijnende, nieuwsbrief op de hoogte houden van de stand van zaken. Bovendien zal de stichting ook in haar jaarverslagen een apart hoofdstuk weiden aan de voortgang van de reorganisatie en hierin inzichtelijk maken waaraan en hoe het reorganisatiebudget is besteedt. Uit juridische overwegingen in relatie tot de aansprakelijkheid is het absoluut af te raden in te gaan op het in het KPMG rapport gedane voorstel tot deelname van gemeenten in een Raad van Toezicht model. Er dient een helder onderscheid te blijven bestaan tussen het bestuur van de stichting enerzijds en de financier/gemeente anderzijds. Alleen zo zijn juridische aansprakelijkheidsrisico's uit te sluiten. De behoefte aan communicatie na de reorganisatie zal per gemeente verschillen en is afhankelijk van de individueel gewenste informatie. Dat aspect zal in actieplan 7 in samenspraak tussen de stichting en de afzonderlijke gemeenten moeten worden uitgewerkt. Na de reorganisatie houdt de werkwijze van communicatie via kerngemeenten op te bestaan omdat er dan niet langer sprake is van kerngemeenten. Het gemeenschappelijke zit dan nog uitsluitend in een eenduidige wijze van financiering van het maatschappelijk werk. Voor het overige moeten de afzonderlijke gemeenten dan zelf hun afspraken met de stichting maken. Doorstart of faillissement Aan de gemeenten wordt een aanzienlijke inspanning gevraagd om de stichting in de gelegenheid te stellen het grootscheepse reorganisatieplan door te voeren. Het is heel waarschijnlijk dat, wanneer de gemeenten geen gehoor geven om de gevraagde inspanning te verlenen, de stichting op korte termijn genoodzaakt zal zijn het faillissement aan te vragen. De consequenties van een faillissement voor de deelnemende gemeenten zijn in een rapport door Deloitte Touche uitgebracht bijlage 4). Het rapport is niet tot in de details uitgewerkt maar in grote lijnen komt het neer op de grote verantwoordelijkheid die de gemeenten hebben voor een door hen gesubsidieerde organisatie. De verwachting is dat bij een eventuele rechtszaak de rechter deze verantwoordelijkheden zwaar zal laten wegen. Ook al wordt bij de financiering voor het maatschappelijk werk gesproken in termen van 'producten' die worden afgenomen, volgens de Algemene Wet Bestuursrecht gaat het om subsidiëring. Gemeenten die besluiten geen maatschappelijk werk meer te betrekken bij de stichting worden geconfronteerd met wachtgelden voor hen die als gevolg hiervan moeten worden ontslagen. Die gemeenten zuilen daarnaast, in het kader van de gemeentelijke zorgplicht, elders maatschappelijk werk moeten betrekken. In dat geval zal aan de overblijvende gemeenten een hogere bijdrage voor de reorganisatie gevraagd moeten worden. Indien als gevolg van een afwijzend besluit door meerdere en of alle gemeenten, de stichting failliet zou gaan zullen alle gemeenten wachtgelden voor het huidige personeel en de afwikkeling van de liquidatie moeten betalen. Bovendien zullen gemeenten er dan wel voor moeten zorgen dat aansluitend maatschappelijk werk geboden wordt binnen de eigen gemeente. Ook een andere/ nieuwe organisatie zal naast mensen bovendien gebouwen, inrichting, automatiseringssystemen, etc. moeten hebben om algemeen maatschappelijk werk te kunnen bieden. Daar hangt een prijs aan welke wordt teruggevonden in de te betalen kostprijs. Al met al zullen de kosten bij een faillissement voor de gemeenten aanzienlijk hoger zijn dan in het geval van een gezonde voortgang van de huidige stichting. In de diverse bijeenkomsten die voor raadscommissieleden in de gemeenten zijn gehouden heeft men het vertrouwen uitgesproken in de huidige directeur. De reaio indeling. In het eerste deel van dit advies is gesteld dat de stichting haar werkzaamheden op dit moment verricht vanuit 17 locaties waarvan er 4 in eigen bezit zijn. Die situatie dateert nog uit de periode van voor de fusie en is volgens de stichting in de afgelopen jaren inefficiënt gebleken. Daarom streeft de stichting met de reorganisatie ook een andere regio opzet na en zal zij gaan werken vanuit drie 8

Historisch Centrum Leeuwarden

Boarnsterhim vergaderstukken gemeenteraad | 2001 | | pagina 50