Pagina 2
Op grond van het vorenstaande is de bouw van de trainingshal in strijd met genoemd bestem
mingsplan. Medewerking is op grond van het vorenstaande alleen mogelijk middels een vrijstel
lingsprocedure op grond van artikel 19, lid 1 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening.
Op grond van artikel 46, derde lid van de Woningwet dient een aanvraag, waaraan niet zonder
meer medewerking kan worden verleend, tevens te worden beschouwd als een verzoek om vrij
stelling van de bestemmingsplanvoorschriften. De beslissingsbevoegdheid om al of niet mede
werking te verlenen is in het onderhavige geval voorbehouden aan de gemeenteraad.
Argumenten:
1.1. De bouw van de trainingshal is in strijd met het ter plaatse geldende bestemmingsplan
Buitengebied.
Tijdens de ontwikkeling van het bestemmingsplan Buitengebied is het feitelijke gebruik van pan
den in het buitengebied geïnventariseerd, waarna vervolgens beleidsuitgangspunten en richtlijnen
voor het buitengebied zijn geformuleerd. Het perceel Greft 4, waarop de woonboerderij gesitu
eerd is, heeft volgens het bestemmingsplan Buitengebied de bestemming "Wonen". Voor de eer
ste ter visielegging van het bestemmingsplan Buitengebied was het perceel Greft 4 namelijk
reeds jaren niet meer als agrarisch bedrijf in gebruik. De trainingshal is gesitueerd op een locatie
nabij het perceel Greft 4. De omliggende gronden hebben een agrarische bestemming, maar zijn
uitsluitend bestemd voor agrarische cultuurgronden en niet voor agrarische bebouwing. Het be
stemmingsplan Buitengebied biedt uitsluitend mogelijkheden voor de bouw van een trainingshal,
en daarmee annex de uitoefening van een paardenhouderij, op locaties die op de plankaart zijn
voorzien van agrarische bouwpercelen.
1.2. Bebouwing buiten de daarvoor bestemde bouwpercelen is in strijd met de in het bestem
mingsplan Buitengebied opgenomen landschappelijke uitgangspunten.
In de beschrijving in hoofdlijnen is het bestemmingsplan Buitengebied aangegeven dat het beleid
voor het agrarische gebied gericht is op het ontwikkelen van het agrarische karakter van het ge
bied en het handhaven en het versterken van het ruimtelijk beeld. Een van de kenmerken van het
ruimtelijk beeld is de vorm en compactheid van het bouwperceel en in samenhang daarmee is ook
de situering van de gebouwen bepalend. In het bestemmingsplan Buitengebied is op grond van
het bovenstaande de feitelijke situatie van het buitengebied van de gemeente Boarnsterhim inbe-
stemd. Voor bestaande agrarische bedrijven is een bouwvlak opgenomen met een omvang van
circa 1 hectare, waarbinnen de agrarische bebouwing zich dient te concentreren. Voor woningen
is eveneens een daarvoor passende bestemming opgenomen met een bouwvlak. De bebouwing
dient zich uitsluitend tot de bestaande bebouwingslocaties te beperken en dient bij elkaar gecon
centreerd te worden. Begrensde bouwvlakken zijn in het bestemmingsplan Buitengebied opgeno
men met het oog op en het behoud van het open landschap, (agrarische) bebouwing buiten de
bouwvlakken is uit landschappelijk oogpunt niet gewenst.
1.3. Uit planologisch en landschappelijk oogpunt is het beleid voor het buitengebied er opge
richt nieuwe bedrijfsactiviteiten, buiten de daarvoor gegeven mogelijkheden, tegen te
gaan.
Bij de beoordeling van het vorige verzoek werd uitgegaan van een gebruik van de hal voor prive-
doeleinden. Schuurmans Lemstra Juristen hebben echter aangegeven dat de trainingshal van
mevrouw Van der Lei bedrijfsmatig zal worden aangewend. Dit neemt ons grootste bezwaar ech
ter niet weg, namelijk dat de activiteiten van mevrouw Van der Lei nieuwe bedrijfsactiviteiten in
houden, terwijl het planologische en landschappelijke beleid in het buitengebied van de Gemeente
Boarnsterhim er nu juist opgericht is nieuwe bedrijfsactiviteiten, buiten de daarvoor gegeven mo
gelijkheden, tegen te gaan.
14. bouw aanvraag Greft 4 te Warten/rosh/2