Verzoekschrift namens de heer L.J. Brouwer:
-2
De heer mr J.T. Fuller van de Stichting Rechtsbijstand te Zwolle geeft, namens de heer
L.J. Brouwer (verder te noemen verzoeker) in zijn aan het College van Burgemeester en
Wethouders van de Gemeente Boarnsterhim gerichte brief van 30 november 1998, bij de
gemeente ingekomen op 1 december 1998, het volgende aan:
Geacht college,
De heer L.J. Brouwer, Lysterbeslaan 83, 3053 NJ Rotterdam, heeft zich op grond van zijn
rechtsbijstandverzekering bij NV Interpolis tot mij gewend in verband met het navolgende.
Cliënt is woonachtig te Rotterdam echter is sinds vele jaren tevens in het bezit van een woning
in het gebied De Achte in Terherne. In dit gebied is gedurende deze jaren een perceel grond
gelegen nabij de woning van cliënt immer vrij van bebouwing geweest. Het betreft in deze een
perceel grond bij u in eigendom. U heeft cliënt onlangs verzocht om zijn standpunt vanwege
door u voorgenomen verkoop van dit perceel grond. In een brief van 30 september 1997 heeft
cliënt u aangegeven bezwaren te hebben tegen de voorgenomen verkoop van dit perceel.
Uit de bezwaren van cliënt blijkt dat cliënt van mening is dat de bestemming van het perceel
groenbeheeris. Als een gevolg hiervan is volgens cliënt de verkoop van de grond niet zinvol
daar bebouwing ter plaatse niet is toegestaan.
U heeft cliënt aangegeven dat middels een bestemmingsplanwijziging in 1992 de bestemming
van het perceel is gewijzigd, als een gevolg waarvan bebouwing ter plaatse inmiddels mogelijk
is. In een brief verzonden 6 augustus 1998 heeft u cliënt in kennis gesteld van het feit dat u,
ondanks de door cliënt ingebrachte bezwaren, zult overgaan tot de verkoop van het perceel
grond.
Als een gevolg van deze bestemmingsplanwijziging bestaan voor cliënt geen mogelijkheden
meer een eventuele woningbouw vanwege strijd met het bestemmingsplan tegen te gaan.
Cliënt is van meriing dat de wijziging van het bestemmingsplan zoals bovenstaand omschreven
op een dusdanige wijze heeft plaatsgevonden dat het voor hem onmogelijk was zijn zienswijze
hieromtrent naar voor te brengen. Cliënt was de mening toegedaan dat het gebied De Achte
deel uitmaakte van Bestemmingsplan "Utbuorren". Ten tijde van het vaststellen van de dorps
vernieuwingsplan Terherne Kom heeft cliënt als een gevolg hiervan geen zienswijzen inge
bracht. Cliënt is door u ook niet gewezen op de wijziging van het bestemmingsplan ofschoon u,
gezien de betrokkenheid van cliënt in het verleden, hiervan op de hoogte diende te zijn. Dat
cliënt niet geïnformeerd was blijkt uit de inhoud van brief van 30 september 1997.
Cliënt is pas sinds 6 augustus 1998 op de hoogte van voornoemde bestemmingsplanwijziging.
De gevolg voor de ruimtelijke inrichting van deze wijziging kan cliënt niet meer tegengaan.
Hierbij heeft cliënt zich neergelegd. Cliënt wenst zijn schade nu anderzijds vergoed.