Pagina 3
bezwaarde is dit in ieder geval niet bestreden. De Commissie heeft ook overigens geen aanleiding om
hieraan te twijfelen. In beginsel komt de bouwaanvraag om die reden voor weigering in aanmerking. Aan
een dergelijke weigering kan slechts ontkomen worden, indien de strijdigheid van het bouwplan met het
bestemmingsplan weggenomen kan worden middels het verlenen van een vrijstelling (artikel 15,17 of 19
WRO).
Ingevolge artikel 46, lid 3, Ww wordt een aanvraag om een bouwvergunning, die slechts kan worden
ingewilligd na vrijstelling als bedoeld in de artikelen 15, 17 of 19 van de Wet op de Ruimtelijke
Ordening geacht mede een verzoek om zodanige vrijstelling in te houden. In dit geval is een vrijstelling
vereist op grond van artikel 19, lid 1, WRO. De gemeenteraad is het bevoegde orgaan om hierover te
beslissen.
Het besluit op een verzoek om vrijstelling is een zg. vrije beschikking. Dit houdt in dat de gemeenteraad
in principe beleidsvrijheid heeft. Toetsing van het besluit in het kader van de heroverweging naar
aanleiding van het bezwaarschrift geschiedt wat betreft de rechtmatigheid grotendeels op basis van de
algemene beginselen van behoorlijk bestuur. In dat verband komt ook de afweging van de betrokken
belangen aan de orde.
De gemeenteraad heeft het verzoek om vrijstelling afgewezen bij besluit van 21 mei 2002, vanwege strijd
met het gemeentelijk en provinciaal beleid, zoals dat is neergelegd in het bestemmingsplan. Tevens acht
hij de noodzaak van de blokhut als voorziening voor gehandicapten onvoldoende aangetoond en zou
medewerking een ongewenste precedentwerking hebben.
Het eerste bezwaar richt zich tegen het argument van de gemeenteraad dat de voorziening niet
noodzakelijk zou zijn. Volgens bezwaarde kan een aantal gehandicapten nu niet of nauwelijks douchen.
De raad heeft in zijn overwegingen o.a. gelet op de omvang van het plan: het gaat niet om een minimale
uitbreiding. Ook heeft het gegeven dat de aanvraag is ingediend door een particulier en niet door een
gehandicaptenorganisatie een rol gespeeld. In de zienswijze van de raad wordt de blokhut slechts in zeer
beperkte mate gebruikt als gehandicaptenvoorziening, zal deze ook privé gebruikt worden en zal
derhalve in feite sprake zijn van de realisatie van een nieuwe recreatiewoning. Ten slotte heeft de raad
overwogen dat er in de omgeving goede alternatieven aanwezig zijn.
De Commissie wil voorop stellen dat zij zeker sympathie en waardering heeft voor het feit dat bezwaarde
geheel vrijwillig zijn perceel mede beschikbaar stelt voor gebruik door gehandicapten. Anderzijds
ontkomt zij er niet aan te constateren dat het bouwplan voorziet in de bouw van een complete
recreatiewoning. Niet ontkend kan worden dat de blokhut meer inhoudt dan louter een sanitaire
voorziening voor gehandicapten. Daarmede zou een permanente voorziening tot stand komen, die heel
andere gebruiksmogelijkheden biedt dan de huidige stacaravan. Mogelijkheden die veel verder reiken
dan alleen het bieden van voorzieningen voor gehandicapten. In dat licht bezien acht de Commissie het
standpunt van de raad zeker niet onredelijk. De noodzaak van dit bouwplan louter als voorziening voor
gehandicapten is door bezwaarde in ieder geval niet aannemelijk gemaakt. De Commissie meent daarom
dat dit onderdeel van het bezwaar ongegrond is.
Het tweede onderdeel van het bezwaar richt zich tegen de veronderstelde precedentwerking. Bezwaarde
meent dat hier geen sprake van kan zijn, aangezien het niet om een recreatiewoning gaat. De Commissie
heeft in het bovenstaande echter al aangegeven dat het bouwplan ruime gebruiksmogelijkheden kent.
Aan gebruik als recreatiewoning zou feitelijk niets in de weg staan. Gebruik door gehandicapten wordt
door bezwaarde als privé-persoon puur op basis van vrijwilligheid toegestaan. Dit valt zeer te loven, maar
continuïteit van dit gebruik is op geen enkele wijze structureel verzekerd. Bezwaarde vraagt als
particulier een bouwvergunning aan. Hierin onderscheidt hij zich niet van de eigenaren van andere
kavels in de omgeving. Daarom kan er ook naar de mening van de Commissie wel degelijk sprake zijn
van precedentwerking. De Commissie acht dit onderdeel van het bezwaar om die reden ongegrond.
advies Koster sept 2002