Pagina 4
Bezwaarde voert ten derde aan dat er geen zwaarwegende argumenten aan de ommezwaai in het beleid
van Burgemeester en wethouders ten grondslag liggen. Inderdaad hebben Burgemeester en wethouders
naar aanleiding van één inspraakreactie een nadere afweging gemaakt. Dit is onderdeel van de wettelijk
voorgeschreven procedure. Burgemeester en wethouders zijn gehouden een dergelijke afweging van be
langen te maken. De Commissie is van oordeel dat Burgemeester en wethouders zorgvuldig de diverse
belangen, die in dezen een rol spelen, in hun overwegingen hebben betrokken en op grond daarvan aan
de raad hebben voorgesteld de gevraagde vrijstelling te weigeren. De gemeenteraad heeft deze overwe
gingen overgenomen en vanuit zijn eigen verantwoordelijkheid uiteindelijk de vrijstelling als bedoeld in
artikel 19, lid 1, WRO geweigerd. De Commissie meent dat de raad hier op goede gronden in redelijk
heid toe kon besluiten. Ook dit laatste bezwaaronderdeel is in haar opvatting ongegrond.
Nu hiermee in de zienswijze van de Commissie vast staat dat terecht geen vrijstelling als bedoeld in arti
kel 19 WRO is verleend, blijft de strijdigheid van het bouwplan met het bestemmingsplan bestaan. Bur
gemeester en wethouders konden gezien het karakter van de gebonden beschikking niet anders dan ver
volgens de gevraagde bouwvergunning te weigeren.
Samengevat concludeert de Commissie dat de bezwaren geen grond hebben en dat de bestreden beslui
ten in stand kunnen blijven.
De Commissie adviseert uw raad resp. uw college om het bezwaarschrift van de heer H. Koster gericht
tegen
het besluit van uw raad om vrijstelling als bedoeld in artikel 19, lid 1, van de Wet op de Ruimtelijke
Ordening te weigeren alsmede
tegen het besluit van uw college om bouwvergunning te weigeren
ongegrond te verklaren.
Advies
Grou, 30 september 2002
Commissie Beroep- en Bezwaarschriften
van de sterhim
C.J. Corsèl, plv. voorzitter
advies Koster sept 2002