1995. Aanwijzing milieubeschermingsgebieden. (De ligging van Trijehûs in de nabijheid van
een milieubeschermingsgebied heeft uiteindelijk geleid tot wijzigingen in de geplande aan
pak en inrchting van de stortlocatie).
1996. Vooruitlopend op de vaststelling van het nieuwe Bestemmingsplan Buitengebied van
de gemeente Boarnsterhim, wil de gemeente planologische medewerking verlenen aan de
bestemming baggerdepot, middels een art. 19 WRO-procedure.
1996. Ten behoeve van de aan te vragen milieuvergunningen krijgt een extern bureau
(DHV) opdracht de milieu-effecten van de berging van baggerspecie op de locatie Tryehûs
in beeld te brengen. Het onderzoek wijst uit dat de locatie dankzij de aanwezige bodemop-
bouw een natuurlijke isolatie heeft tegen eventuele verspreiding van verontreiniging.
1997. In het kader van het - door de provincie geïnitieerde - Bagger Actie Plan wordt de
Milieu-effectrapportage (MER) Restwerk gestart, teneinde een locatie aan te wijzen voor de
aanleg van een grootschalig baggerdepot en een Milieutechnisch Centrum (MTC) in Frys-
lân. Het uiteindelijke resultaat is dat gekozen wordt voor meerdere, verspreid liggende, regi
onale depots. Trijehûs past als locatie uitstekend in deze visie en is qua capaciteit noodza
kelijk om de Friese baggerproblematiek het hoofd te kunnen bieden.
1997. Als gevolg van ontwikkelingen in de regelgeving besluit de provincie voor Trijehûs een
"vrijwillige" inrichtings-MER uit te voeren. Hiertoe worden in het najaar een startnotitie en de
richtlijnen voor het uitvoeren van een MER opgesteld.
1998. Op basis van de eerder opgestelde richtlijnen krijgt een extern bureau opdracht
(Oranjewoud) tot het opstellen van een inrichtings-MER. In de begeleidingsgroep is ook de
gemeente Boarnsterhim vertegenwoordigd (R. Akkerman) om de gemeentelijke (planologi
sche) aspecten te waarborgen.
1998. Oktober. Het Bestemmingsplan Buitengebied (met daarin het baggerdepot Trijehus)
wordt (gedeeltelijk) goedgekeurd. GS menen dat ten aanzien van de hoogte voldoende
waarborgen in de WM-vergunning zijn opgenomen. Tegen het Bestemmingsplan wordt een
aantal bezwaren ingebracht die uiteindelijk bij de Raad van State zullen belanden.
1999. Met ruim driekwart jaar vertraging, onder meer vanwege het kritisch gebleken ge
luidsaspect, wordt de (inrichtings)MER in het voorjaar afgerond en worden de vergunnings
aanvragen (WM en WVO) ingediend.
2000. Concept ontwerp-beschikkingen gereed. Enkele aanpassingen zijn nodig. Eventuele
bezwaren kunnen deze procedure nog vertragen.
2000. Maart. In verband met de besteksvoorbereiding voor de inrichting van het depot wordt
een bouwvergunning aangevraagd bij de gemeente.
2001. In januari worden WM en WVO-vergunning verleend. Bezwaren tegen de verleende
WM-vergunning worden in twee zittingen (juli en november) door de Raad van State afge
wezen.