7.7 Hoofdfunctie 6: Sociale voorzieningen c.a.
Hoofdfunctie 6 houdt in: Bijstand (610), werkgelegenheid (611), inkomensvoorzieningen
(612), maatschappelijke dienstverlening (620), sociaal cultureel werk (630), bejaardenoorden
(640) en de kinderopvang (650).
IFLO constateert (zie bladzijde 15 van de rapportage), dat Boarnsterhim op de cluster
sociale dienst en bijstand aanzienlijk lagere lasten heeft dan de referentiegemeenten
gemiddeld 104). Uit deze rapportage komt slechts één verklarende factor naar voren: het
aantal uitkeringsgerechtigden.
Als we overigens kijken naar de nettolasten van onze gemeente over de afgelopen drie jaren
bij de functies 610, 611 en 612, dan blijken deze constant te blijven op een niveau van 48
per inwoner. Ter vergelijking: een referentiegemeente geeft gemiddeld 66 uit. De sociale
structuur van onze gemeente zou anders doen vermoeden. In de paragraaf 'Sociale
structuur (pagina 7 en volgende) concludeerden we immers, dat het aantal
uitkeringsgerechtigden en het aantal huishoudens met een laag inkomen vergelijkbaar is met
de referentiegemeenten.
Van belang lijkt echter ook het grote verschil t.a.v. functie 611 (werkgelegenheid). Terwijl
referentiegemeente ruim minder uitgeven dan het gemiddelde, geeft Boarnsterhim juist ruim
meer uit. Een verschil van 28 is het gevolg. Hieronder vallen de Sociale Werkvoorziening,
de ITW, het beleidsadvies uitstroom, de WIW en de ID-banen.
Een ander opmerkelijk verschil vinden we bij functie 620 (maatschappelijke dienstverlening).
Hieronder vallen ook de WVG-voorzieningen) Deze laatste liggen in Boarnsterhim 6 per
inwoner lager dan gemiddeld in de referentiegemeenten. Anders ligt het echter bij de zorg,
het ouderenbeleid en de nieuwkomers, waarvoor 25 minder wordt uitgegeven, oftewel
33%. Hierbij moet u o.a. denken aan het seniorenwerk, het indicatieorgaan en het
maatschappelijk werk.
Een laatste belangrijk aandachtspunt binnen deze hoofdfunctie betreft het sociaal cultureel
werk (630). In absolute zin geeft de gemeente 5 per inwoner uit aan deze functie en de
referentiegemeenten 25 gemiddeld. Andere vergelijkingen, die wij maakten kwamen lager
uit, maar de verhouding is dan nog altijd 1:4. Hier gaat het om zaken als het jeugd- en
jongerenwerk, de speelgelegenheden en de dorpshuizen.
7.8 Hoofdfunctie 7: Volksgezondheid
Onder hoofdfunctie 7 vallen behalve de functies volksgezondheid (710 en 713) ook de
uitgaven voor afval (721), riolering (722), milieu (723) en de lijkbezorging (724).
De nettolasten voor de basisgezondheidszorg liggen op hetzelfde niveau als van de
referentiegemeenten. De 12 per inwoner is ook het kengetal bij gemeenten met een
redelijke sociale structuur en geen centrumfunctie.
Bij de kosten voor 'overige volksgezondheid is er duidelijk een hoger uitgavenpatroon. Het
kengetal geeft 2 aan, het gemiddelde van de gemeenten komt op 1. Boarnsterhim heeft
een saldo van 8 per inwoner.
Voor afvalverwijdering en -verwerking maken we eenzelfde exerctitie. Voor Boarnsterhim is
er volgens IFLO sprake van een geringe overdekking met 2. De overdekking wordt
veroorzaakt doordat de compensabele BTW-component in het tarief is opgenomen. Voor de
referentiegemeenten geldt gemiddeld, dat geen kostendekking wordt bereikt. Ook de
afgelopen drie jaren geldt bij benadering dit beeld. De kengetallen geven aan, dat gemiddeld
genomen het tarief op 5 na kostendekkend is.
Op het gebied van 'riolering' stelt IFLO, dat Boarnsterhim hogere nettolasten heeft dan het
gemiddelde van de referentiegroep, namelijk 23 per inwoner. In dit geval is er bij de
referentiegemeenten sprake van bijna volledige kostendekking. Over de afgelopen jaren
kunnen we nagenoeg dezelfde conclusie trekken op basis van de kengetallen van het
ministerie en de gemeentebegroting.
14