In zijn algemeenheid valt op, dat het genereren van eigen inkomsten (en de stijging van de
algemene uitkering) achterblijft bij de referentiegemeenten.
Eigen inkomsten
Boarnsterhim
Referentiegemeenten (gemiddeld)
2001
2002
2003
3 miljoen
€3.25
€3.35
3.25 miljoen
€3.5
€3.8
8. Conclusies
Algemeen
Boarnsterhim is geen unieke gemeente in de zin, dat er vanuit de
bevolkingssamenstelling een bijzondere problematiek voortkomt (het aandeel
jongeren en ouderen wijkt niet significant af. Het percentage inwoners met een laag
inkomen is wel licht hoger. Een absoluut hoger of lager uitgavenniveau is hieruit niet
te verklaren. Afwijkingen in het uitgavenpatroon van onze gemeente lijken vooralsnog
niet verklaarbaar door de gemeentegrootte en de sociale structuur.
Boarnsterhim is een woongemeente. Het regionale en plaatselijke klantenpotentieel
is beperkt. Er is wel sprake van sterke ontwikkelaccenten, die terug te vinden zijn in
de toekomstvisie, meerdere beleidsnota's en concrete projecten. Daaruit vloeit een
rechtstreekse relatie voort met uitgaven voor ruimtelijke ordening, infrastructurele
projecten en bouwactiviteiten.
De gemeente voert weinig taken in eigen beheer uit. Bij formatievergelijkingen met
andere gemeenten is dit een punt van aandacht. Voorzichtigheid is geboden.
Uitgavenniveaus en beleidskeuzes
- Boarnsterhim heeft een iets hoger uitgavenpatroon dan de referentiegemeenten
(circa 31 hoger).
- Deze hogere uitgaven worden weer gecompenseerd door een hogere uitkering uit het
Gemeentefonds (ook 31 hoger). Vanuit de kostenoriëntatie van de Financiële
Verhoudingswet mogen we er van uitgaan, dat de gemeente gelet op haar specifieke
structuurkenmerken blijkbaar uitgaven 'moet' doen, die ook als zodanig
gecompenseerd worden via het Gemeentefonds( grotere oppervlakte, oeverlengte en
bodemgesteldheid).
- De totale uitgaven zijn dus redelijk te vergelijken, maar er zijn wel verschillende
onderlinge verschuivingen. Substantiële afwijkingen in de zin van minder-uitgaven
zijn er op de volgende clusters: Sociale dienst en bijstand, Zorg (inclusief onderwijs),
Kunst en ontspanning, reiniging, fysiek milieu, groen en de zgn. f 100 -maatregel.
Substantieel hogere nettolasten zijn er bij de clusters bestuursorganen, algemene
ondersteuning, bevolkingszaken, ruimtelijke ordening, stadsvernieuwing en openbare
orde en veiligheid.
De lage kosten voor het voorzieningenniveau worden veroorzaakt door het lage
ambitieniveau, dat in dit verband wordt nagestreefd. In samenhang met de relatieve
hoge doorbelasting naar gebruikers van de voorzieningen (sportvelden,
accommodaties, bibliotheek, muziekonderwijs, groenvoorzieningen bv) dringt zich
met name op het gebied van welzijnsvoorzieningen een beeld op van structureel
lagere uitgaven door de jaren heen.
De lage kosten voor openbaar groen hebben geen relatie met het aanwezige areaal
in Boarnsterhim en de referentiegemeenten.
16