6 Gevolgen voor de formatie naar aanleiding van de reacties op de voorwaarden: In 3a, 3b en 3c heb ik weergegeven welk belang respectievelijk alle fracties (3a) en vier van de vijf fracties (3b en 3c) hechten aan: de wens en daarmee de eigen verantwoordelijkheid voor het werken aan vertrouwen; het op dit moment, voor minimaal de beoogde collegepartijen, bekend maken van de naam van de kandidaat wethouder; het op dit moment essentieel is voor het vervolg, dat, minimaal de beoogde collegepartijen, de vertrouwensvraag ten opzichte van alle kandidaat wethouders kunnen beantwoorden. Voor enkele fracties vormde het ontbreken van deze informatie op dat moment al een belemmering voor het vervolg van de vorming van een College met de FNP. In mijn streven naar enerzijds een breed gedragen College en anderzijds de vorming van dit College gepaard te laten gaan met (het begin van) een andere bestuurscultuur, heb ik kennis genomen van alle reacties en gezocht naar een basis voor het vormen van een College met de drie partijen. Ik betreur het ten zeerste dat de FNP de intentie die deze partij direct na 7 maart 2006 kenbaar heeft gemaakt niet heeft vertaald in haar handelen, waardoor letterlijk het vertrouwen ontbreekt nog langer een College met PvdA, FNP en CDA te onderzoeken. Het vertrouwen ontbreekt letterlijk, daar de fractie van de FNP niet aan het gestelde in voorwaarde 2 heeft voldaan. Het feit dat de fractie van de FNP niet unaniem het volledige vertrouwen in de kandidaat-wethouders van de beoogde collegepartijen heeft willen uitspreken is cruciaal. Het feit dat de fractie van de FNP vanaf 7 maart 2006 heeft aangegeven college verantwoordelijkheid te willen dragen, maar nu niet aan de voorwaarde kan voldoen om voor zaterdag 25 maart 2006 17.00 uur een kandidaat te noemen, is minder cruciaal, maar versterkt absoluut niet de Raadsbrede wens om werk te maken van vertrouwen. Dit gegeven ontneemt immers de andere fracties en zeker die van de beoogd collegepartijen de mogelijkheid voor het beantwoorden van de zo essentiële vertrouwensvraag. 7 Hoe nu verder: Hoezeer ik het ook betreur dat, ondanks de meebuigende opstelling t.a.v. planning van gesprekken en het verlengen van de termijn om te reageren, geen invloed heeft gehad op het uiteindelijke resultaat, gaan wij verder. Verder met het onderzoek naar een College met een brede steun in de Raad, dat bestuurlijk daadkrachtig werk maakt van een goede wisselwerking met de Raad. De informateur heeft het in zijn rapport, na zijn aanbeveling om de vorming van een College met de drie partijen te onderzoeken, als volgt verwoord: "Hierbij past een opmerking over het onderlinge vertrouwen. In de gesprekken met de fracties is duidelijk gebleken dat men dit een voorwaarde vindt voor een goed functionerend College. Het gevoel van uw informateur zegt dat hieraan nog wel wat gewerkt zal moeten worden wil het komen tot een geslaagde formatie. En wat belangrijker is, het resultaat: een soepel functionerend en daadkrachtig eensgezind College dat goed communiceert met de Raad. Mocht het niet lukken dit met genoemde drie partijen te realiseren, dan ligt het voor de hand dat de PvdA verder praat met FNP of CDA. Ook dan ontstaat er een werkbare meerderheid. Wie van de partijen dan met de PvdA verder gaat, hangt af van de ervaringen en het gevoel tijdens de onderhandelingen tussen voorgestelde drie partijen.". Ik geef wederom mijn complimenten aan informateur De Vries en volg, samen met alle fracties, zijn advies. Op basis van de "ervaringen en het gevoel" tijdens de nu achterliggende procedure (waarbij vooral het vet gedrukte in hoofdstuk 6 bepalend is) en op basis van de conclusie van de informateur dat bij vergelijking van de politiek relevante punten het CDA programmatisch dichter bij de PvdA staat dan de FNP, richt ik het vervolg van het onderzoek naar de vorming van een breed gedragen College van PvdA en CDA. Ik streef naar een start van deze fase van de formatie op maandag 27 maart 2006. -4-

Historisch Centrum Leeuwarden

Boarnsterhim vergaderstukken gemeenteraad | 2006 | | pagina 84