In het raadsvoorstel van Burgemeester en wethouders voor de raadsvergadering van 14 februari 2006 is aangegeven dat door het nemen van het voorbereidingsbesluit de vrijstellingsprocedure als bedoeld in artikel 19, lid 1, van de WRO gevolgd kan worden ten behoeve van de bouw van een kinderopvangruimte (inclusief slaapmogelijkheden) op het perceel De Greiden 10 te Warten. Het oogmerk bij het nemen van het voorbereidingsbesluit is dus geweest een vrijstellingsgrondslag voor een incidenteel project te scheppen. De vraag is, wie in een dergelijke situatie, als belanghebbenden beschouwd moeten worden. Eind 2005 is een uitspraak gepubliceerd van de rechtbank Zutphen (LjN: AU7039, 05/1221 WRO; uitspraak d.d. 17 november 2004), waarin deze rechtbank oordeelt dat, indien een voorbereidingsbesluit is genomen met het oog op de realisering van een bepaald project, direct omwonenden, die als belanghebbenden zouden kunnen worden aangemerkt bij een vrijstellingsbesluit voor dat project, tevens aangemerkt dienen te worden als belanghebbenden bij het voorbereidingsbesluit. De Commissie stelt vast dat bezwaarmaker - als buurman - stellig is te beschouwen als belanghebbende bij het te nemen vrijstellingsbesluit, dat de weg moet openen voor de bouw van een kinderopvangruimte op het perceel De Greiden 10 te Warten. In het verlengde daarvan is bezwaarmaker aan te merken als belanghebbende bij het voorbereidingsbesluit van 14 februari 2006. De Commissie acht bezwaarmaker op grond van het bovenstaande ontvankelijk. Beoordeling bezwaar De Commissie staat voor de vraag of verweerder terecht en op juiste gronden besloten heeft voor het perceel De Greiden 10 te Warten een voorbereidingsbesluit als bedoeld in artikel 21 van de WRO te nemen. Uitgaande van een volledige heroverweging op de grondslag van het ingediende bezwaar overweegt zij het volgende. De Commissie wijst er voor het goede begrip allereerst op dat het voorbereidingsbesluit niet meer inhoudt dan de simpele verklaring dat voor het betreffende gebied een bestemmingsplan wordt voorbereid. Het besluit heeft echter wel rechtsgevolgen. Het belangrijkste gevolg is dat in sommige situaties de beslissing op een aanvraag om bouwvergunning aangehouden moet worden (artikel 50, lid 1, Woningwet). Daarnaast maakt in andere situaties een voorbereidingsbesluit het mogelijk om op grond van artikel 19 van de WRO vrijstelling van het geldende bestemmingsplan te verlenen. Deze vrijstelling is op haar beurt nodig om een bouwvergunning te kunnen verlenen. Deze laatste situatie doet zich hier voor. Het voorbereidingsbesluit is naar haar aard dus een louter formeel besluit zonder nadere inhoud (althans in dit geval). Verweerder is op grond van artikel 21, lid 1, van de WRO bevoegd voorbereidingsbesluiten te nemen. Gelet op de bewoordingen van dit artikel heeft verweerder daarbij een ruime mate van beleidsvrijheid. Volgens vaste jurisprudentie houdt dit in dat indien een voorbereidingsbesluit wordt genomen teneinde een vrijstelling als bedoeld in artikel 19 van de WRO ten behoeve van een bouwplan mogelijk te maken, slechts dan aanleiding zal zijn voor de conclusie dat de gemeenteraad niet in redelijkheid tot het nemén van een voorbereidingsbesluit heeft kunnen overgaan indien reeds bij een globale beschouwing aanstonds duidelijk had behoren te zijn dat het voorgenomen bouwplan in planologisch opzicht onaanvaardbaar is." (zie o.a. LJN: AU2670). Anders gezegd: het moet al op voorhand duidelijk zijn dat het bouwplan in planologisch opzicht niet aanvaardbaar is. Is dit niet het geval dan is verweerder gerechtigd een voorbereidingsbesluit te nemen. Ter zitting heeft gemachtigde gesteld dat een voorbereidingsbesluit niet kan worden genomen als niet rag ine» advies Idnsm.i juni 2006

Historisch Centrum Leeuwarden

Boarnsterhim vergaderstukken gemeenteraad | 2006 | | pagina 73