een gebiedsvisie, wordt invulling gegeven aan enerzijds de bescherming van het leefklimaat en
anderzijds ontwikkelingsmogelijkheden voor de veehouderij.
4. Motivatie
Wil de gemeente Boarnsterhim afwijken van de normen genoemd in de Wgv dan zal de ge
meente een eigen geurbeleid moeten vaststellen. In het geurbeleid zal tevens de visie moeten
worden geven op het betreffende gebied. Een en ander kan worden opgenomen in een veror
dening, als bedoeld in artikel 6 van de Wgv, welke door de Gemeenteraad moet worden vastge
steld.
De Gemeenteraad heeft volgens de Wgv de beleidsvrijheid om voor de geurhinder van veehou
derijen maatwerk te leveren dat is afgestemd op de ruimtelijke en milieuhygiënische feiten en
omstandigheden in een concreet gebied en de gewenste (toekomstige) ruimtelijke inrichting.
Een snelle doorlichting heeft duidelijk gemaakt dat het wenselijk is om voor de gemeente Boarn
sterhim een verordening met daarin een gebiedsvisie op te stellen, waarin de in artikel 8 van de
Wgv vermelde aspecten in beeld worden gebracht.
5. Gebiedsvisie
Het betreffende gebied heeft een van oorsprong agrarische bestemming waarbij veehouderij
(met name de melkrundveehouderij) een voorname rol speelt. De van oorsprong oudere bedrij
ven zijn vaak nog gelegen nabij een kern of een groep van woningen. In de voorgaande regel
geving (Richtlijn veehouderij en Hinderwet) waren de mogelijkheden voor uitbreiding tot op rela
tief korte afstand van woningen mogelijk. In de Wgv komen een aantal bedrijven op basis van de
hierin opgenomen afstanden op "slot" te staan. Om een leefbaar platteland te houden kan het
niet de bedoeling zijn om van oudsher aanwezige bedrijven nabij de enkele verspreid liggende
woningen te saneren. Wel dient een mogelijke uitbreiding de milieusituatie gunstiger te maken
dan voor de uitbreiding. Door invulling te geven aan deze randvoorwaarde wordt de leefkwaliteit
van de omliggende woning zeker niet nadelig beïnvloed maar op termijn zelfs verbeterd (aspect
a).
In het bestemmingsplan zijn de mogelijkheden opgenomen voor uitbreiding, deze uitbreiding is
gelegen van de bestaande geurgevoelige objecten af waardoor een grotere afstand tussen vee
houderij en geurgevoelig object ontstaat (aspect b).
Door bovenstaande geïntegreerde aanpak wordt de noodzaak van een even hoog bescher
mingsniveau van de bescherming van het milieu aangetoond (aspect c).
Gestreefd moet worden naar een agrarisch gebied waarbij de functie werken mogelijk wordt
gemaakt met de hier en daar van oorsprong bestaande bebouwing (aspect d). Randvoorwaarde
hierbij is de minimaal genoemde afstand in de Wet geurhinder en veehouderij.
6. Verordening
In de Wgv zijn minimale afstanden genoemd tussen een veehouderij waar dieren worden ge
houden, waarvoor niet bij ministeriële regeling een geuremissiefactor is vastgesteld, en een
geurgevoelig object van:
binnen de bebouwde kom ten minste 100 meter;
buiten de bebouwde kom ten minste 50 meter.
In deze verordening wordt vastgesteld dat de minimale afstanden genoemd tussen een veehou
derij waar dieren worden gehouden, waarvoor niet bij ministeriële regeling een geuremissie
factor is vastgesteld, en de buitenzijde van een geurgevoelig object worden vastgesteld op mi
nimaal: - binnen de bebouwde kom ten minste 50 meter;
buiten de bebouwde kom ten minste 25 meter.
3