en de 2.5 ton aangeboden dan gevraagd. Er is een kleine vraagdruk bij koopwoningen met een prijs van meer dan 2.5 ton. In de huursector valt de grote vraag van 55-plussers naar appartementen met lift op en het potentieel overaanbod aan rijwoningen. De vraagdruk in de huursector is het grootst bij huurwoningen met meer dan €485,- Absoluut gaat het echter om een klein aantal. Huurders van rijwoningen willen graag de overstap naar een koopwoning maken. Toekomstige discrepantie: D- Uit de demografische projectie blijkt dat het aantal huishoudens nog toeneemt tot 2016. Bijna al le onderscheiden woonsegmenten profiteren van de groei van het aantal huishoudens. De groei is echter niet gelijkmatig verdeeld. Ook blijkt er nogal wat verschil tussen de scenario's: Scenario a laat een grote toename van de behoefte aan huurwoningen zien. In dit scenario zijn de huidige bewoningspatronen rechtstreeks toegepast op de toekomstige bevolking, zonder rekening te houden met koopkrachtstijging en generatie-effect. Aangezien de bevol king zal vergrijzen en ouderen anno 2007 naar verhouding veel in huurwoningen wonen, is deze uitkomst logisch te noemen. Tegelijkertijd blijft een meer dan gemiddelde behoefte aan vrijstaande koopwoningen, koopappartementen en andere koop woonvormen bestaan. In scenario b is gecorrigeerd voor een toename van de koopkracht. De behoefte aan huur woningen valt nu een stuk lager uit dan in scenario a. In de koopsector is vooral de behoefte aan vrijstaande woningen groot in vergelijking met scenario a. - In scenario c is gecorrigeerd voor koopkracht én het 'generatie-effect'. Daarbij wordt veron dersteld dat ouderen van 2016 voor een deel hetzelfde blijven wonen als in 2007. Toekom stige ouderen (nu in de middelbare leeftijd) wonen nu meer dan gemiddeld in koopwoningen en blijven dat in dit scenario ook doen. In de praktijk zal dit betekenen dat de meesten ge woon in hun huidige woning blijven zitten. In dit geval zal de behoefte aan extra huurwonin gen grotendeels verdwijnen en komt de woningbehoefte vrijwel geheel in de koopsector te recht. Kanttekeningen: Het WOBOF Boarnsterhim geeft een indicatie van waar op het onderzoeksmoment (2007) en naar verwachting in de toekomst (2016) discrepanties kunnen bestaan tussen vraag en aanbod in de woningmarkt. De redenen dat deze cijfers niet rechtstreeks mogen worden vertaald in een bouwprogramma zijn: o Het gaat om een momentopname van woonwensen, die conjunctuurgevoelig is; o Het gaat zowel bij de vraag- als bij de aanbodzijde om woonwensen (kwalitatief) en niet om werkelijke verhuisbewegingen. De tekorten en overschotten hebben daarom een hoog theoretisch gehalte; o Een zekere druk op de markt is niet onwenselijk, omdat er anders afzetproblemen ontstaan. Conclusie Rekening houdende met bovenstaande kanttekeningen bevat het WOBOF Boarnsterhim met na me kwalitatieve gegevens over een wenselijke transformatie van de woningmarkt van de ge meente Boarnsterhim. De onderzoeksresultaten van het WOBOF Boarnsterhim kunnen niet één op één in een woningbouwprogramma met exacte aantallen woningen worden omgezet. Wél vormen de onderzoeksresultaten van het WOBOF Boarnsterhim samen met de kwantitatieve in formatie van de provinciale prognoses en het CBS, input voor de nieuw op te stellen woonvisie. Pagina 5 2 02 2008.08.19 raadsvoorstel Wobof/ /5

Historisch Centrum Leeuwarden

Boarnsterhim vergaderstukken gemeenteraad | 2008 | | pagina 31