mondelinge overreding de houder te bewegen de overtreding te herstellen. Zowel de
waarschuwing als de overreding hebben geen juridische status en betekenen daarom een uitstel
van het sanctioneringstraject.
2.2.1.2 Bevel
Als de toezichthouder oordeelt dat de kwaliteit van een kinderecentrum dermate tekortschiet dat
de gezondheid of de veiligheid van de kinderen in direct gevaar is, dan kan de toezichthouder een
schriftelijk bevel geven. De toezichthouder is hiertoe bevoegd. De bevoegdheid voor het
toepassen van de andere sanctie-instrumenten onder de Wet kinderopvang ligt bij het college.
Een bevel is een beschikking in de zin van de Awb. Een bevel heeft een geldigheidsduur van
zeven dagen. Het college kan de geldigheidsduur verlengen. Deze bevoegdheid kan niet worden
uitgeoefend ten aanzien van een gastouderbureau. De wetgever is van mening dat de
bevelbevoegdheid niet past bij het toezicht op gastouderbureaus. Bij gastouderbureaus kan nooit
sprake zijn van een situatie die acuut ingrijpen vraagt.
2.2.2 Bestuursdwang
Nadat de aanwijzing of het bevel niet uitgevoerd is, kan het college besluiten ter handhaving
bestuursdwang aan te zeggen, waarbij bijvoorbeeld besloten wordt een onveilig speeltoestel op
kosten van de houder weg te halen, als de ondernemer dat na aanwijzing niet zelf gedaan heeft.
Niet alle overtredingen zijn geschikt om met bestuursdwang op te lossen. In plaats van
bestuursdwang kan dan een last onder dwangsom worden opgelegd.
2.2.3 Last onder dwangsom
In plaats van bestuursdwang kan het college besluiten een last onder dwangsom op te leggen.
Deze sanctie kan alleen worden opgelegd aan de overtreder zelf. Een last onder dwangsom wordt
niet opgelegd als er acuut gevaar is. Dan is het beter om te kiezen voor bijvoorbeeld
bestuursdwang. Een last onder dwangsom is een herstelsanctie: de overtreding moet 'hersteld'
worden. Gebeurt dit niet of niet tijdig, dan moet een geldsom worden betaald. Een voorbeeld
waar de dwangsom een goed instrument kan zijn, is in het geval dat er consequent niet wordt
voldaan aan de leidster-kind-ratio. Dit gebeurt vaak vanuit kostenoverwegingen van de
ondernemer. Door een dwangsom op te leggen, vervalt het economisch voordeel.
2.2.4 Exploitatieverbod
Er worden twee situaties onderscheiden waarin een exploitatieverbod kan worden opgelegd. De
eerste betreft een exploitatieverbod als een aanwijzing of bevel niet wordt opgevolgd. De tweede
als blijkt dat een houder niet of niet langer aan de kwaliteitseisen van de wet voldoet.
2.2.4.1 Exploitatieverbod na aanwijzing of bevel
Het college kan de houder verbieden de exploitatie van een kindercentrum of gastouderbureau
voort te zetten, zolang hij een bevel of een aanwijzing niet opvolgt en het toepassen van
bestuursdwang niet mogelijk is. Het geven van een verbod tot exploitatie is een beschikking in de
zin van de Awb.
2.2.4.2 Exploitatieverbod na controle
Het college kan de houder een exploitatieverbod opleggen, als op grond van een onderzoek blijkt
dat het kindercentrum of het gastouderbureau naar verwachting niet dan wel niet langer aan de
voorschriften voldoet.
De Wet kinderopvang maakt onderscheid tussen drie verschillende onderzoeken:
Pagina 6
2 03 Bijlage toezicht en handhavingsbeleid kinderopvang/bpnd/6