De beslistermijn voor een aanvraag om reguliere bouwvergunning is volgens artikel 46, lid 1, sub b Ww
twaalf weken. Een verdagingsbesluit, waarmede de termijn met ten hoogste zes weken verlengd had
kunnen worden, is niet genomen. Evenmin heeft de Commissie op basis van het dossier geconstateerd dat
de beslistermijn in verband met tekortkomingen in de aanvraag is opgeschort.
Op basis van artikel 46, lid 4, Ww moet er daarom vanuit gegaan worden dat de bouwvergunning op 18
september 2008 van rechtswege was verleend en dat het college niet meer bevoegd was omtrent de
bouwvergunning te beslissen. Het besluit tot weigering van de bouwvergunning is daarmede onbevoegd
genomen en kan niet in stand blijven. Het besluit zal herroepen moeten worden. Volledigheidshalve
merkt de Commissie hierbij nog op dat in een situatie dat het bouwplan in overeenstemming is met het
bestemmingsplan en de beslistermijn wordt overschreden, niet meer relevant is of er al dan niet nog een
andere weigeringsgrond aanwezig is. Het feit dat bv. geen welstandsadvies is uitgebracht (in het dossier
ontbreekt dit tenminste), is om die reden niet van belang.
Samengevat komt de Commissie tot het oordeel dat de raad en het college ten onrechte hebben
geweigerd vrijstelling resp. bouwvergunning te verlenen voor het plaatsen van een beweegbare
overkapping op het perceel De Kleef 1-3 te Akkrum, kadastraal bekend AKM04 B 2625. Het college heeft
zich ten onrechte op het standpunt gesteld dat het bouwplan in strijd is met het geldende
bestemmingsplan. Daardoor heeft het college de bouwaanvraag ten onrechte tevens aangemerkt als een
verzoek om vrijstelling. De raad heeft ten onrechte de vrijstelling geweigerd. Een aanvraag daartoe
ontbrak en bovendien was vrijstelling niet nodig om bouwvergunning te kunnen verlenen. Door
overschrijding van de beslistermijn is tot slot de bouwvergunning van rechtswege verleend. Het bezwaar
van bezwaarmakers is daarmede gegrond. De bestreden besluiten moeten worden herroepen. Voor de
rechtszekerheid verdient het voorts aanbeveling om bij de beslissing op bezwaar uitdrukkelijk vast te
stellen dat de gevraagde bouwvergunning van rechtswege is verleend.
Ten aanzien van het verzoek om een vergoeding van de proceskosten, zoals bedoeld in artikel 7:15,
tweede lid, van de Awb overweegt de Commissie het volgende. Aangezien geadviseerd wordt de
bestreden besluiten te herroepen en ook voor het overige aan de voorwaarden daarvoor wordt voldaan
(onrechtmatigheid en verwijtbaarheid), kunnen bezwaarmakers aanspraak maken op een dergelijke
vergoeding. De hoogte van de vergoeding wordt vastgesteld op basis van het Besluit proceskosten
bestuursrecht. Volgens de bijlage bij dit besluit wordt het bedrag van de kosten, bedoeld in artikel 1,
onderdeel a, van het Besluit vastgesteld door aan de verrichte proceshandelingen punten toe te kennen
volgens de lijst (A) en die punten te vermenigvuldigen met de waarde per punt (B) en met de toepasselijke
wegingsfactoren (C). In dit geval ziet de berekening er als volgt uit:
A. Verrichte proceshandelingen:
- bezwaarschrift 1 punt
- verschijnen hoorzitting 1 punt
Totaal 2 punten
B. Waarde per punt
I punt 322,-
C. Wegingsfactor
Gewicht van de zaak gemiddeld: 1
De Commissie adviseert bezwaarmakers op basis hiervan een vergoeding van 644,- toe te kennen
(2 punten x 1 x 322,-). Zij meent dat dit in de lijn ligt van het besluit van het college d.d. 28 oktober
2004 betreffende de uitvoering van artikel 7:15, lid 2, Awb.
Pagina 5
Advies Aarts december 2008