Het voorstel van bezwaarmakers voorziet in de realisering van een bedrijventerrein nabij Reduzum. Ter plaatse geldt het bestemmingsplan Buitengebied van de gemeente Boarnsterhim (vastgesteld 24 februari 1998 en deels goedgekeurd 16 oktober 1998). Aan de doeleinden van de bestemming "agrarisch gebied" is goedkeuring onthouden. Dit betekent dat op de gronden het oudere Uitbreidingsplan in hoofdzaak van de voormalige gemeente Idaarderadeel van toepassing is. In dit bestemmingsplan hebben de percelen een agrarische bestemming zonder bouwmogelijkheden. Daarmee staat zonder twijfel vast dat de realisering van een bedrijventerrein op de door bezwaarmakers gewenste locatie in strijd is met het bestemmingsplan. Partijen verschillen hierover niet van mening. Tevens staat vast dat de realisering van het bedrijventerrein enkel mogelijk is middels verlening van vrijstelling als bedoeld in artikel 19, lid 1, WRO. Dit artikel bepaalt dat de gemeenteraad ten behoeve van de verwezenlijking van een project vrijstelling kan verlenen van het geldende bestemmingsplan mits dat project is voorzien van een goede ruimtelijke onderbouwing en vooraf van Gedeputeerde Staten de verklaring is ontvangen dat zij tegen het verlenen van vrijstelling geen bezwaar hebben. Om tot verlening van vrijstelling ex artikel 19, lid 1, WRO te kunnen komen dient de procedure die in artikel 19a WRO is vastgelegd te worden gevolgd. De Commissie overweegt dat het besluit inhoudt dat de Raad heeft geweigerd toepassing te geven aan artikel 19a, lid 4, WRO. De Commissie stelt vast dat de Raad het verzoek heeft afgewezen omdat Gedeputeerde Staten in hun brief van 1 februari 2008 hebben vastgesteld dat het principe-verzoek, op een aantal punten, niet in overeenstemming is met het in het streekplan geformuleerde beleid. Om die reden kunnen Gedeputeerde Staten geen planologische medewerking verlenen aan het principe-verzoek. Hieruit leidt de Commissie af dat Gedeputeerde Staten nooit bereid zouden zijn een verklaring van geen bezwaar af te geven voor het plan. Dit betekent dat de Raad ook geen vrijstelling ex artikel 19, lid 1, WRO zou kunnen verlenen. In het bezwaarschrift hebben bezwaarmakers zich voornamelijk beklaagd over de wijze waarop burgemeester en wethouders met hun verzoek zijn omgegaan. Bezwaarmakers wijzen op het lange tijdsverloop sinds zij de eerste plannen met burgemeester en wethouders hebben besproken en zijn verontwaardigd over het feit dat zij niet zijn betrokken bij de gesprekken tussen burgemeester en wethouders en de provincie. De afwijzing van het principe-verzoek is bij brief van 1 februari 2008 aan burgemeester en wethouders verzonden en op 7 februari 2008 heeft pas een gesprek plaatsgevonden tussen bezwaarmakers en de gedeputeerde. Zij menen dat zij daarmee voor een voldongen feit werden geplaatst. Ook hebben bezwaarmakers aangevoerd dat de wethouder onjuiste informatie heeft verstrekt aan de provincie. Zoals bezwaarmakers de gang van zaken hebben geschetst kan de Commissie zich de verbolgenheid van bezwaarmakers voorstellen. Bezwaarmakers hebben een aanzienlijke hoeveelheid tijd en geld geïnvesteerd in de ontwikkeling van hun plan, waarvan vast staat dat zij dit niet op de door hen gewenste wijze op korte termijn kunnen realiseren. Daar staat tegenover dat bezwaarmakers zich lieten adviseren door ter zake kundige adviesbureaus, waarvan mag worden verwacht dat zij op de hoogte zijn van de ontwikkeling van het planologisch beleid op provinciaal niveau. Ook wil de Commissie erop wijzen dat Gedeputeerde Staten het plan hebben afgewezen op grond van de informatie in de ruimtelijke onderbouwing en het beeldkwaliteitplan die door bezwaarmakers zijn toegezonden en niet enkel op basis van het bestuurlijk overleg dat tussen de wethouder en de gedeputeerde heeft plaatsgevonden. Dit bestuurlijk overleg heeft daarnaast pas plaatsgevonden nadat de Commissie Gemeentelijke Plannen aan Gedeputeerde Staten op 17 januari 2008 heeft geadviseerd geen planologische medewerking te verlenen. Bij de beoordeling van het bezwaar is voor de Commissie bepalend dat het besluit op een verzoek om een artikel 19-vrijstelling een zogenaamde vrije beschikking is. Dit houdt in dat de Raad in principe beleidsvrijheid heeft bij de beoordeling van een verzoek. Gezien de afwijzende reactie van Gedeputeerde Pagina 3 Advies Galama |anuari 2009

Historisch Centrum Leeuwarden

Boarnsterhim vergaderstukken gemeenteraad | 2009 | | pagina 177