onderdeel c bepaalt dat in een gedeelte van het grondgebied geen huishoudelijke
afvalstoffen hoeven te worden ingezameld.
Omdat onder het begrip "huishoudelijk afval" ook het GFT-afval valt, kan de gemeente deze
drie vrijstellingsmogelijkheden ook gebruiken voor GFT-afval.
Bii schrijven van 9 september 2004 [Niet-dossierstuk II2003/04, vrom040763] aan de
toenmalige staatssecretaris van VROM heeft het toenmalige Afval Overleg Orgaan (verder:
AOO) qeadviseerd de beleidsvrijheid voor gemeenten ten aanzien van de inrichting van het
GFT-afvalbeheer te vergroten. Belangrijke overweging hierbij is dat de huidige wettelijke
verplichting (met beperkte vrijstellingsmogelijkheden) voor een aantal gemeenten een te
strak keurslijf is waardoor geen optimalisatie van de gemeentelijke inzameling mogelijk is.
Naast de huidige vrijstellingsmogelijkheden zouden gemeenten ook de mogelijkheid willen
hebben om: t
de frequentie van de inzameling van GFT-afval te bepalen, zodat bijvoorbeeld in de
winter geen inzameling hoeft plaats te vinden;
slechts bepaalde bestanddelen van het GFT-afval afzonderlijk in te zamelen, zoals alleen
het bestanddeel "tuinafval";
andere afvalstromen met het GFT-afval in te zamelen, te denken valt aan luiers.
Overigens is door het AOO aangegeven dat het ongewenst is om de wettelijke inzamelplicht
volledig op te heffen. Weliswaar zou deze optie volledige vrijheid geven aan gemeenten
maar een ledenraadpleging van de VNG gaf aan dat een meerderheid van gemeenten hecht
aan een wettelijk verankerde inzamelplicht.
Bii schrijven van 9 november 2004 aan het AOO (in afschrift naar de Tweede Kamer) [Niet-
dossierstuk II2004/05, vrom040958] heeft de toenmalige staatssecretaris van VROM
aanqeqeven het advies over te nemen. Dit wordt geregeld in hetzelfde wetsvoorstel a s
waarin de regeling inzameling huishoudelijke afvalstoffen bij elk perceel wordt ingetrokken.
Zoals al opgemerkt is dit wetsvoorstel eind 2007 naar de Raad van State gestuurd.
Ter verdere onderbouwing van deze beleidswijziging wordt het volgende opgemerkt. Een
verruiming van de wettelijke vrijstellingsmogelijkheden betekent niet dat er concessies aan
het niveau van milieubescherming worden gedaan. Het beleid is erop gericht om steeds
minder huishoudelijk afval te storten. Het storten van huishoudelijk afval was in 1994 een van
de redenen om een strikte verplichting tot gescheiden inzameling van GFT in te voeren. Het
keurslijf van deze strikte verplichting wordt met deze wetswijziging genuanceerd door
qemeenten meer ruimte te geven voor eigen beleidsinvulling en optimalisering van de
qescheiden inzameling. Deze beleidsaanpassing wordt ondersteund door onderzoeken naar
de milieueffecten van enerzijds gescheiden inzameling en composteren en anderzijds het
integraal inzamelen en verbranden. Op basis van deze onderzoeken lijken de verschillen
tussen beide opties minder significant geworden./ Landelijk afvalbeheersplan (verder. LAP),
sectorplan 9, paragraaf 4.1.2, kamerstukken 2002/2003, 28 600X1, nr. 93]
Overigens ligt hier wel een belangrijke taak voor gemeenten om, bij het invullen van de
nieuwe beleidsvrijheid, over de achtergronden, redenen en gevolgen van de wijzigingen op
een actieve wijze met de burger te communiceren. Uit onderzoek is gebleken dat een
complexe boodschap zoals de wijzigingen in het GFT-afvalbeheer, goed te communiceren is
aan de burger. ["Afscheid van de verplichte afvalscheiding? Een onderzoek naar de
communiceerbaarheid van de mogelijke beleidswijziging GFT-inzamehng", te downloaden
via http://www.vrom.nl/pagina.html?id=2706&sp=2&dn=w011)]
Verder kan gemeld worden dat gescheiden inzameling en composteren inmiddels een
voldoende sterke positie heeft gekregen in de markt van afvalverwerking. Bovendien heeft
de marktwerking ertoe geleid dat deze wijze van afvalverwerking voor de meeste gemeenten
goedkoper is dan de inzameling met het restafval. Hierdoor ontstaat een financiële prikkel