De Raad van State oordeelde echter anders. Het ingezamelde textiel (draagbare en niet-
draagbare kleding, lakens, dekens, grote lappen stof en gordijnen) is aan te merken als een
huishoudelijke afvalstof, omdat de aangeboden kleding kennelijk ongesorteerd wordt
aangeboden en daarom nog een sorteerbewerking moet ondergaan. Een deel van de
ingezamelde textiel kan namelijk gebruikt worden overeenkomstig de oorspronkelijke
bestemming, een deel is slechts geschikt voor een ander gebruik en een deel is onbruikbaar.
De Raad van State verwijst ook naar een uitspraak van het Hof van Justitie, waarin werd
geoordeeld dat het toepassingsgebied van het begrip afvalstof afhangt van de term "zich
ontdoen van". In de genoemde feiten ligt volgens de Raad van State een aanwijzing besloten
dat de huishoudens zich van het textiel hebben willen ontdoen, voornemens zijn zich
daarvan te ontdoen of zich daarvan moeten ontdoen. De inzameling is daarom primair een
verantwoordelijkheid van de lokale gemeente.
De genoemde uitspraak betreft een voorlopige voorziening. De Afdeling Bestuursrechtspraak
van de Raad van State heeft de voorgestelde lijn echter voortgezet in latere uitspraken; zie
bijvoorbeeld ABRS 17 december 2003, JM 2004/41, 200302669/1 en ABRS 24 februari
2006, LJN: AV2954, 200600642/1.
Voor de afvalstoffenverordening heeft de uitspraak van de Raad van State de volgende
consequentie. Het is niet aannemelijk dat een burger zijn textiel gesorteerd kan aanbieden.
Immers deze kan niet weten voor welke bestemming hij bijvoorbeeld lappen of kleren
aanbiedt (hergebruik, poetslap of onbruikbaar). Een sorteerbewerking lijkt hierdoor altijd
noodzakelijk. Gesteld kan worden dat de gemeente op grond van artikel 10.21 Wm een
zorgplicht heeft voor de inzameling van textiel. Dat betekent overigens niet dat de gemeente
deze inzameling zelf ter hand moet nemen. De gemeente kan op grond van artikel 2, tweede
lid, van deze afvalstoffenverordening besluiten andere inzamelaars dan de inzameldienst
aan te wijzen die met de inzameling van textiel zijn belast.
Uitvoeringsbesluit op grond van het tweede lid
Het vastleggen van een omschrijving van de verschillende categorieën huishoudelijke
afvalstoffen is van belang om te kunnen ingrijpen bij vervuiling van de fracties vanwege
verkeerd aanbiedgedrag. Een te zeer vervuilde fractie kan leiden tot kostentoerekening voor
de verwijdering door de be- of verwerker aan de gemeente, en in het uiterste geval tot
weigering van de ingezamelde fractie.
Het verdient in dat verband aanbeveling om in het besluit ook een "welles-nietes"-lijst op te
nemen, waarin is aangegeven welke componenten de betreffende afvalcategorie omvat en
welke daartoe juist niet behoren (zie bijvoorbeeld de welles-nietes-lijsten in de VNG-
handreiking Gescheiden inzameling huishoudelijke afvalstoffen en in het GFT-boekje van het
voormalige Afval Overleg Orgaan).
Artikel 4. Inzamelmiddelen en -voorzieningen
Eerste lid
In dit artikel worden de niveaus van inzameling aangegeven. Hiermee wordt recht gedaan
aan de vervaging van het onderscheid tussen huis-aan-huisinzameling en inzameling via
brengvoorzieningen op verschillende niveaus.
Op grond van artikel 10.21, eerste lid, Wm is de gemeente verplicht tot het wekelijks
inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen bij elk binnen haar grondgebied gelegen perceel.
Op grond van artikel 10.21, tweede lid, Wm wordt daarbij in ieder geval groente-, fruit- en
tuinafval afzonderlijk ingezameld, tenzij daar in het kader van doelmatig beheer van mag
worden afgeweken (zie de toelichting op artikel 3 van deze verordening).