Ten aanzien van de in exploitatie genomen complexen wordt gesteld dat er een risico reserve zou moeten zijn. Het weerstandsvermogen bepaalt in hoeverre een gemeente in staat is de financiële gevolgen van opgetreden risico's op te vangen. Een algemene norm voor het weerstandsvermogen van gemeenten is er niet. In de toelichting op artikel 11 van de BBV (Besluit Begroting en Verantwoording provincies en gemeenten) staat dat het aan de gemeenten zelf is een beleidslijn te formuleren over de in de organisatie noodzakelijk geachte weerstandsvermogen. In de gemeente Boarnsterhim wordt de minimale omvang van de risicoreserve bepaald door een percentage te hanteren van de gemiddelde boekwaarde van het lopende jaar van alle grondexploi tatieprojecten. Met andere woorden: uitgegaan wordt van een percentage over het geïnvesteerde vermogen minus de reeds gerealiseerde opbrengsten. Veel gemeentes hanteren hierbij een per centage van 15%. Gezien de specifieke financiële situatie van gemeente Boarnsterhim is dit per centage vooralsnog niet haalbaar. Daarom zal een specifieke regeling worden vastgesteld, pas send bij het Herstelplan. Jaarlijks wordt de minimale omvang van de risicoreserve aan de hand van de actualisatie van de grondexploitaties bepaald. De risicoreserve grondbedrijf zal als onderdeel van de algemene reserve worden opgesteld. De ri- sicoreserve wordt gevuld vanuit de exploitaties. Dat betekent dat exploitatiewinst (of tussentijdse winst, zie hiervoor paragraaf 3.4) in eerste instantie ten goede komt van de risicoreserve. Pas als deze reserve gevuld is wordt de algemene reserve aangevuld. Op het moment dat er onvoldoende middelen vanuit de exploitaties komen om een voldoende risicoreserve te behouden vindt aanvul ling plaats vanuit de algemene reserve. Actie: jaarlijks vaststellen minimale risicoreserve. 5.4 Winst- en verliesneming Tussentijdse verlies- of winstneming houdt in dat voordat de ontwikkeling helemaal klaar is, er al geld uit de grondexploitatie naar de risicoreserve en/of algemene reserve grondbedrijf geboekt wordt. Dit wordt toegepast in die grondexploitaties waar een substantieel verlies of winst ver wacht wordt. De overige voorwaarden zijn dat er grondopbrengsten zijn gegenereerd, er sprake is van een negatieve boekwaarde en er geen sprake is van specifieke risico's. Het voorstel is om de winstneming te berekenen door het percentage van de gerealiseerde grondopbrengsten te vermenigvuldigen met de verwachte winst. Dit bedrag wordt gecorrigeerd met rente invloeden en er mag geen positieve boekwaarde ontstaan. Een grondexploitatie kan erg gevoelig zijn voor vertraging (met name bij verkopen van laatste kavels). Hierdoor is als extra eis voor winstneming gesteld dat minimaal 75% van de verkoopopbrengsten gegenereerd moeten zijn alvorens tussentijds winst mag worden genomen. De tussentijdse winstneming word toege voegd aan de reserve grondbedrijf. Verliezen worden genomen op het moment dat deze uit de jaarlijks op te stellen hercalculatie blij ken. Het voorziene verlies wordt op dat moment onttrokken aan de reserve grondbedrijf en ten gunste van de voorziening verliesgevende complexen gebracht. Definitieve vaststelling en afwik keling van het verlies vindt plaats indien 95% van de kavels is verkocht. Het moment van afsluiten van de exploitaties is bepaald als 95% van de kavels is verkocht en de verwachte uitgaven nog maximaal 300.000,= bedragen. Voor de nog te verwachte uitgaven wordt (per complex) een voorziening gevormd ter hoogte van de voorziene kosten. Actie: op basis van bovenstaande regels wordt binnen projecten winst en verlies genomen en worden de projecten afgesloten. Pagina 19 mutd yiuiiuummu zuua;updw ia

Historisch Centrum Leeuwarden

Boarnsterhim vergaderstukken gemeenteraad | 2009 | | pagina 37