ALGEMENE TOELICHTING
Op 1 oktober 2009 treedt de Wet investeren in jongeren (WIJ) in werking. Het college is
belast met de uitvoering van de WIJ. De gemeenteraad dient een vijftal verordeningen
vast te stellen (art. 12 WIJ). Het vaststellen van een gemeentelijke verordening is echter
een proces dat tijd vergt, temeer als daaraan een proces van beleidsvorming vooraf
moet gaan. In het kader van de WIJ dient het ontwikkelen van visie en beleid met
betrekking tot de verschillende onderdelen van de wet, maar in het bijzonder over de
invulling van het werkleeraanbod zorgvuldig te geschieden. Om gemeente wat extra tijd
te geven om de WWB-verordeningen vast te stellen is een modelverordening tijdelijke
regels wet investeren in jongeren opgesteld. Door vaststelling van deze tijdelijke regels
wordt, tot de datum waarop de WWB-verordeningen in werking treden, voldaan aan de
opdracht tot regelstelling. Voorliggende Verordening tijdelijke regels Wet investeren in
jongeren' voorziet dan ook in (tijdelijke) regels als bedoeld in artikel 12 WIJ, met
betrekking tot:
de inhoud van het werkleeranbod;
het verlagen van de inkomensvoorziening;
het bestrijden van misbruik en oneigenlijk gebruik;
de betrokkenheid van jongeren bij de uitvoering van de wet en
het verhogen of verlagen van de norm of de toeslag.
Uitgangspunt van deze tijdelijke regeling is dat daarmee gerealiseerd wordt dat de WIJ in
eerste aanleg zoveel mogelijk WWB-conform wordt uitgevoerd op de onderdelen
waarvoor een verordeningsplicht geldt. Dat sluit enerzijds aan bij de reeds bestaande
uitvoeringspraktijk en anderzijds bij het uitgangspunt dat de WIJ op de onderdelen
normensystematiek, maatregelen, vaststellen inkomen en vermogen, terug- en
invordering en verhaal, identiek zou moeten zijn aan de WIJ. Met het vaststellen van
voorliggende Verordening wordt de bestaande uitvoeringspraktijk in het kader van de
Wet werk en bijstand dus zoveel mogelijk voortgezet voor jongeren die een beroep doen
op een werkleeraanbod in het kader van de WIJ. De wijze waarop dat vorm gegeven is,
is dat waar dit mogelijk is, de betreffende WWB-verordening, of bepalingen uit die
verordening, van overeenkomstige toepassing wordt verklaard.
ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING
Artikel 1Begripsbepalingen
Dit spreekt voor zich. Ter verbetering van de leesbaarheid wordt de Wet investeren in
jongeren in deze Verordening aangeduid met 'de wet'.
Artikel 2. Werkleeraanbod
Het simpelweg bepalen dat de Reïntegratieverordening WWB van overeenkomstige
toepassing is, kan knelpunten opleveren. Omdat met de WIJ een recht op
werkleeraanbod wordt gerealiseerd en een paradigmawisseling is beoogd, is het
uitgangspunt en daarmee ook de inhoud van de nog vast te stellen 'Verordening m.b.t.
de inhoud van het werkleeraanbod' duidelijk afwijkend van de Reïntegratieverordening
WWB. Het gaat immers niet langer om een niet afdwingbare aanspraak op voorzieningen
(art. 10 WWB) maar om een afdwingbaar recht op een werkleeraanbod. Onderdelen van
de Reïntegratieverordening die in ieder geval wel bruikbaar zijn, zijn de bepalingen die
zien op de inhoud van de aan te bieden voorzieningen. Met het eerste lid wordt de
inzetbaarheid van die voorzieningen voor het college ten behoeve van jongeren binnen
het kader van de WIJ gerealiseerd. Uitzonderingen daarop zijn vermeld in het tweede lid.
Uit de wetsgeschiedenis blijkt dat de aldaar genoemde voorzieningen niet kunnen
5