Zittingsduur en vacatures.
Artikel 6.
1De zittingsperiode van een lid, de voorzitter en hun plaatsvervangers eindigt in ieder geval
aan het einde van de zittingsperiode van de raad.
2. Een lid en zijn plaatsvervanger houden op lid te zijn van een raadscommissie indien zij niet
meer voldoen aan de in artikel 4, eerste lid, gestelde eisen.
3. De raad kan een lid ontslaan op voorstel van de fractie op wiens voordracht het lid is be
noemd.
4. De raad kan de voorzitter of zijn plaatsvervanger ontslaan.
5. Een lid, de voorzitter en hun plaatsvervangers kunnen te allen tijde ontslag nemen. Zij doen
daarvan schriftelijk mededeling aan de raad. Het ontslag gaat een maand na de schriftelijke
mededeling in of zoveel eerder als hun opvolger is benoemd.
6. Indien door overlijden of ontslag een vacature ontstaat, beslist de raad zo spoedig mogelijk
over de vervulling daarvan met inachtneming van artikel 4 en 5.
7. Indien een fractie blijkens een schriftelijke verklaring aan de voorzitter van de raad niet lan
ger vertegenwoordigd is in de raad, vervalt het lidmaatschap van het lid dat op voordracht
van die fractie is benoemd, van rechtswege.
Griffier en commissiegriffier.
Artikel 7.
1Ter ondersteuning van de grondcommissie fungeert een ambtenaar als commissiegriffier.
De griffier wijst deze aan.
2. De commissiegriffier is in iedere vergadering aanwezig.
3. De griffier kan gevraagd worden aanwezig te zijn bij vergaderingen van de commissie.
HOOFDSTUK 3.
AANWEZIGHEID COLLEGE, BURGEMEESTER EN SECRETARIS.
Burgemeester en wethouders.
Artikel 8.
1De voorzitter kan de burgemeester, één of meer wethouders en derden uitnodigen in de
vergadering aanwezig te zijn en aan de beraadslagingen deel te nemen.
2. Indien de burgemeester of een wethouder bij een vergadering aanwezig wil zijn en wil deel
nemen aan de beraadslagingen, doet hij hiertoe een verzoek aan de voorzitter.
Pagina 3
JZ Grondcommissie 2004/ab!h/3