T oelichting
De Wet investeren in jongeren en het werkleeraanbod
Op 1 oktober 2009 is de Wet investeren in jongeren (WIJ) in werking getreden.
Doelstelling van deze wet is de duurzame arbeidsparticipatie van jongeren tot 27 jaar.
Om dit te bereiken is in de wet een recht op een zogenaamd werkleeraanbod
vastgelegd. De WIJ verplicht gemeenten om te investeren in de arbeidsinschakeling van
alle jongeren, ook bij een grote afstand tot de arbeidsmarkt. Daartoe moeten gemeenten
jongeren in beginsel een werkleeraanbod doen. Afgeleide van het werkleeraanbod is een
inkomensvoorziening voor jongeren vanaf 18 jaar als de jongere onvoldoende inkomsten
heeft. Deze inkomensvoorziening is alleen beschikbaar als het werkleeraanbod wegens
in de persoon van de jongere gelegen of niet verwijtbare omstandigheden zijnerzijds
geen optie is, dit aanbod onvoldoende inkomsten genereert of er nog geen
werkleeraanbod kan worden gedaan. De samenhang tussen het werkleeraanbod
enerzijds en de inkomensvoorziening anderzijds is een bepalend element in de WIJ.
De relatie tussen werken/leren en een uitkering is fundamenteel anders dan de WWB,
waarbij het recht op bijstand vooropstaat met als afgeleide de plicht tot
arbeidsparticipatie. Met de WIJ wordt een 'paradigmawisseling' beoogd: is het
uitgangspunt in de WWB 'een uitkering, mits' in de WIJ is dit omgedraaid en geldt als
uitgangpunt 'geen uitkering, tenzij'.
Evenals in de WWB geldt binnen de WIJ een stelsel van rechten en plichten. De
gemeente is onder bepaalde voorwaarden verplicht een werkleeraanbod en eventueel
een inkomensvoorziening aan te bieden. De jongere is verplicht zich te houden aan
diverse verplichtingen. Worden deze verplichtingen geschonden, dan kan het
werkleeraanbod worden ingetrokken en moet de inkomensvoorziening verlaagd worden
(artikel 41, eerste lid WIJ). Die verlaging geschiedt conform de regels die in een
gemeentelijke afstemmingsverordening WIJ worden vastgelegd (artikel 12, eerste lid
onderdeel b WIJ).
Aanvaardt de jongere het werkleeraanbod en is het inkomen ontoereikend, dan bestaat
in beginsel recht op een inkomensvoorziening. Deze inkomensvoorziening volgt in grote
lijnen de WWB voor wat betreft de voorwaarden die aan het recht zijn verbonden en de
normering die geldt voor de hoogte van deze voorziening.
Reikwijdte Afstemmingverordening WIJ
In afwijking van het uitgangspunt van de wetgever om de WIJ zoveel mogelijk WWB-
conform in te richten, is de in de WIJ vastgelegde reikwijdte beperkter van aard dan die
in de WWB. Aan het werkleeraanbod en de inkomensvoorziening kunnen minder
uiteenlopende verplichtingen verbonden worden dan aan de bijstand. Het scala is
beperkter van aard. De verplichtingen die op grond van artikel 41 WIJ kunnen worden
gesanctioneerd betreffen de inlichtingen-, medewerkings- en identificatieplicht (artikel
44 WIJ), alsmede een aantal concreet benoemde verplichtingen m.b.t. de
arbeidsinschakeling en de totstandkoming en tenuitvoerlegging van een werkleeraanbod
(artikel 45 WIJ).
Een ander verschil tussen de WIJ en de WWB is dat de inkomensvoorziening niet
verlaagd kan worden als de jongere zich schuldig maakt aan tekortschietend besef van
verantwoordelijkheid in de voorziening in het bestaan, anders dan in de vorm van
schending van één van de in artikel 41 WIJ genoemde verplichtingen. Dat heeft tot
gevolg dat de inkomensvoorziening niet verlaagd kan worden in geval van het
onverantwoord interen van vermogen en bij verwijtbare werkloosheid, als deze
gedragingen leiden tot het indienen van een aanvraag voor een werkleeraanbod. Het
7