Meervoudige variant, aansluiting bij WWB
In deze variant worden uiteenlopende maatregelpercentages gehanteerd voor schending
van de verschillende verplichtingen, in aansluiting op de huidige bijstandspraktijk. Er
wordt daarom gedifferentieerd tussen de verschillende verplichtingen. Dat kan op
verschillende manieren gebeuren. In dit model is gekozen voor de benadering waarbij
zoveel mogelijk aansluiting wordt gezocht met de Afstemmingsverordening WWB. In die
verordening zijn aan schending van die verplichtingen maatregelen van uiteenlopende
hoogte verbonden. Gehandeld wordt in overeenstemming met de wens om
bijstandsgerechtigden en jongeren zoveel mogelijk gelijk te behandelen, als bij het
inrichten van de Maatregelverordening WIJ een categorie-indeling wordt gemaakt van
gedragingen die een schending van de verplichtingen opleveren en daarbij een opbouw
plaatsvindt in de hoogte van de maatregelen, die zoveel mogelijk in overeenstemming
met de verordening WWB.
Om aansluiting te krijgen tussen die van de WWB en de WIJ is het zaak om de
verplichtingen die in de WWB zijn benoemd te vergelijken met die in artikel 45 WIJ.
De verplichtingen, genoemd in de onderdelen a en f van artikel 45 WIJ kunnen ook
worden gerangschikt onder de verplichting 'mee te werken aan een onderzoek naar de
mogelijkheden voor arbeidsinschakeling'. Voor de verplichting om mee te werken aan
het opstellen van een plan m.b.t. de arbeidsinschakeling (eerste zinsnede onderdeel a)
wordt verwezen naar o.a. CRvB 4 september 2007, LJN: BB3443. Voor onderdeel f zijn
daarvoor aanknopingspunten te vinden in CRvB 25 maart 2008, LJN: BC7877. Voor
schending van deze verplichting geldt een maatregelpercentage van 10%, omdat dit als
een wat lichtere gedraging wordt aangemerkt.
Ten aanzien van de verplichting genoemd in onderdeel b wordt in de memorie van
toelichting als voorbeeld van een schending van deze verplichting genoemd: het
belemmeren van een bemiddelingspoging door afwijkend gedrag, het stellen van irreële
eisen of ongebruikelijke werktijden (Kamerstukken II 2008-2009, 31 775, nr. 3, p. 48).
Dat correspondeert in sterke mate met 'gedragingen die de arbeidsinschakeling
belemmeren', waarover de CRvB 4 juli 2006, LJN: AY2200 heeft overwogen dat
daarvan kan worden gesproken als blijkt dat als gevolg van de gedraging kansen op
werk of uitzicht op werk is verspeeld. Schending van deze verplichting levert in het een
maatregelpercentage van 20% op.
De verplichtingen, genoemd in de onderdelen c, d en e kunnen worden gerangschikt
onder de verplichting 'gebruik te maken van een door het college aangeboden
voorziening gericht op arbeidsinschakeling'. Daarvoor geldt evenzeer een
maatregelpercentage van 20%.
Zeer ernstige misdragingen
Afzonderlijke aandacht verdient de verplichting om de inkomensvoorziening te verlagen
als de jongere zich zeer ernstig misdraagt (artikel 41, eerste lid, WIJ). Het betreft
gedragingen die in het maatschappelijk verkeer in alle gevallen als onacceptabel worden
beschouwd (conform artikel 18, tweede lid, WWB). De redactie van artikel 41, eerste
lid, WIJ wijkt af van die van artikel 18, tweede lid, WWB en laat ruimte open voor de
gedachte dat een zeer ernstige misdraging niet afhankelijk zou zijn van de context
waarin deze zich afspeelt, zolang deze zich maar tot het college of diens ambtenaren
richt. Hiermee is echter niet beoogd is afstand te nemen van de jurisprudentie van de
Centrale Raad van Beroep inzake zeer ernstige misdragingen in het kader van
bijstandverlening (zie ook Kamerstukken II 2008-2009, 31 775, nr. 7, p. 46).
Zoals de CRvB onder meer in zijn uitspraak van 29 juli 2008, LJN BD7970, heeft
overwogen, is aan de toepassingsvoorwaarden van artikel 18, tweede lid, WWB voldaan
12