indien sprake is van het niet of onvoldoende nakomen van een of meer van de in dat
artikellid bedoelde verplichtingen met als verzwarende omstandigheid dat sprake is van
agressief, aan de belanghebbende toe te rekenen gedrag jegens het college en bij de
uitvoering van de WWB betrokken personen dat in het normale menselijke verkeer in alle
gevallen als onacceptabel kan worden beschouwd. Een wegens dergelijk gedrag
opgelegde verlaging van de bijstand c.q. inkomensvoorziening dient te worden
aangemerkt als punitieve (bestraffende) sanctie en op het college rust de bewijslast om
voldoende aannemelijk te maken dat van agressie in de zin van de genoemde bepaling
sprake is geweest (zie ook de uitspraak van 31 december 2007, LJN BC1811).
Bezondigt de jongere zich herhaaldelijk een zeer ernstige misdragingen, dan kan het
college de jongere tijdelijk uitsluiten van het recht op een werkleeraanbod (artikel 22,
eerste lid, WIJ). Een dergelijk besluit moet uiterlijk binnen een maand heroverwogen
worden. Anders dan de memorie van toelichting suggereert, betekent dit niet per
definitie uitsluiting van het recht op een inkomensvoorziening (zie Kamerstukken II
2008-2009, 31 775, nr. 3, p. 46/47 voor het standpunt van de regering ter zake).
Artikel 42 WIJ, dat daarvoor de grondslag zou moeten bieden, kent(tijdelijke)
uitsluiting van het recht op een werkleeraanbod bij zeer ernstige misdragingen niet als
afzonderlijke uitsluitingsgrond voor de inkomensvoorziening. Het is wel denkbaar dat het
bij herhaling zeer ernstig misdragen kan worden aangemerkt als houding en gedragingen
van de jongere waaruit ondubbelzinnig blijkt dat deze de verplichtingen, bedoeld in
hoofdstuk 5, niet wil nakomen. Om onzekerheid op dit punt uit te sluiten, wordt in deze
verordening gekozen voor het (verder) verlagen van de inkomensvoorziening op grond
van artikel 41, eerste lid, WIJ, zodat feitelijk een tijdelijke uitsluiting ontstaat.
Relatie met verordening werkleeraanbod
De verordening Werkleeraanbod en de Afstemmingsverordening vormen twee kanten
van dezelfde medaille. Immers, de WIJ legt het college plicht op om jongeren een
werkleeraanbod te doen. Het werkleeraanbod wordt door deze verordening gefaciliteerd.
Anderzijds staat daar wel wat tegenover. De jongere is verplicht het aanbod te
aanvaarden en verplichtingen die aan het werkleeraanbod zijn gekoppeld na te leven.
Komt de jongere die verplichtingen niet na, dan vormt dat een grond voor verlaging van
de inkomensvoorziening. Beide verordeningen sluiten dus op elkaar aan. In verband
daarmee is in de verordening werkleeraanbod herhaald dat onder de voorwaarden,
genoemd in artikel 21 WIJ het werkleeraanbod ingetrokken kan worden.
Omdat met deze intrekking tevens het recht op inkomensvoorziening vervalt, is het van
belang dat wordt afgebakend wanneer de inkomensvoorziening verlaagd en wanneer
deze ingetrokken wordt. Uitgangspunt van de wetgever is daarbij geweest dat bij
schending van verplichtingen primair een maatregel aangewezen is en pas in tweede
instantie intrekking van het werkleeraanbod en daarmee tevens van de
inkomensvoorziening aan de orde komt. Het opleggen van een maatregel is derhalve
regel, het intrekken van het werkleeraanbod uitzondering. Het is aan de gemeenten
overgelaten om beleid vast te stellen over de grensafbakening tussen maatregel en
intrekking werkleeraanbod.
13