BOARNSTERHIM
gemeente
COMMISSIE BEZWAARSCHRIFTEN
Aan de Raad van de
gemeente Boarnsterhim
Advies betreffende het door de heer/mevrouw A. Postma en de heer/mevrouw T. Postma
ingediende bezwaarschrift d.d. 24 december 2009, ingekomen dezelfde datum, dat is gericht
tegen het besluit van de Raad van de gemeente Boarnsterhim van 15 december 2009 tot
vaststelling van de "Verordening op de heffing en invordering van veergelden 2010".
Feiten
Bij besluit van 15 december 2009 heeft de Raad van de gemeente Boarnsterhim (hierna: de Raad) de
"Verordening op de heffing en invordering van veergelden 2010" (hierna: Verordening) vastgesteld.
Het besluit tot vaststelling van de Verordening is op 22 december 2009 bekendgemaakt in Op 'e
Hichte.
Bij brief van 24 december 2009, ingekomen dezelfde datum, hebben de heer/mevrouw A. Postma en
de heer/mevrouw T. Postma (hierna: bezwaarmakers) een bezwaarschrift ingediend tegen het besluit
tot vaststelling van de Verordening.
Inhoud bezwaar
Het bezwaar richt zich tegen de vaststelling van de Verordening. Bezwaarmakers voeren aan dat zij
op basis van het gewoonterecht tot op heden geen veergeld hoefden te betalen. Zij geven aan dat zij
regelmatig op De Burd komen om aan hun ouders de nodige thuishulp te bieden.
Tevens verzoeken zij Burgemeester en wethouders van de gemeente Boarnsterhim om toepassing
van artikel 8 van de Verordening.
Ontvankelijkheid
Alvorens kan worden overgegaan tot de inhoudelijke beoordeling van de bezwaren dient vast te staan
dat sprake is van een ontvankelijk bezwaarschrift. Dienaangaande overweegt de Commissie dat
artikel 7:1, lid 1, Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) bepaalt dat degene aan wie het recht is
toegekend tegen een besluit beroep in te stellen, alvorens beroep in te stellen, tegen dat besluit
bezwaar dient te maken.
Op grond van artikel 7:1 jo. 8:1 Awb kan uitsluitend bezwaar worden aangetekend tegen een besluit.
Artikel 8:2, aanhef en sub a, Awb bepaalt dat geen beroep kan worden ingesteld tegen een besluit
inhoudende een algemeen verbindend voorschrift. Hieronder moet, op grond van jurisprudentie,
worden verstaan een naar buiten werkende voor de daarbij betrokkenen bindende (algemene) regel
uitgegaan van het openbaar gezag dat de bevoegdheid daartoe aan de wet ontleent. Voor de
Commissie staat vast dat de Verordening moet worden aangemerkt als een algemeen verbindend
voorschrift. Nu tegen de Verordening geen beroep kan worden ingesteld volgt daaruit dat daartegen
ook geen bezwaar kan worden aangetekend.
De Commissie concludeert dat het bezwaar kennelijk niet-ontvankelijk is. Op grond van artikel 7:3,
sub a, Awb en artikel 9, lid 2, Verordening Commissie bezwaarschriften is afgezien van het horen van
bezwaarmakers.
Advies A. en T. Postma februari 2010