Gevaar of hinderlijk gedrag e. een voertuig is overigens zodanig tot stilstand gebracht of geparkeerd dat het een gevaar op de weg wordt of kan worden veroorzaakt of dat het verkeer op de weg wordt of kan worden gehinderd. B. Vrijhouden van aangewezen weggedeelten en wegen Verwijdering, overbrenging en inbewaringstelling van voertuigen in het belang van het vrijhouden van aangewezen weggedeelten en wegen kunnen noodzakelijk zijn in het geval dat een voertuig geparkeerd is (artikel 170 lid 1 c van de wet en het Besluit wegslepen van voertuigen artikel 2): a. op een weg of weggedeelte waar door middel van bord E1 van bijlage of door middel van een gele onderbroken streep als bedoeld in artikel 24, lid 1 onder e RVV 1990 wordt aangegeven dat er ter plaatse een parkeerverbod geldt; b. op een weg of weggedeelte waar door middel van bord E2 van de bijlage of door middel van een gele doorgetrokken streep als bedoeld in artikel 23, lid 1 onder g RVV 1990 wordt aangegeven dat ter plaatse een verbod stil te staan geldt; c. op een parkeerplaats nader aangeduid door bord E4, al dan niet met onderbord, voorzover: 1het voertuig niet behoort tot de toegelaten categorie of groep voertuigen; 2. het voertuig op een andere dan de aangegeven wijze geparkeerd staat; 3. het voertuig op andere dagen of uren dan is aangegeven is geparkeerd; d. op een taxistandplaats; nader aangeduid door bord E5 van de bijlage, tenzij het parkeren gebeurt met een taxi; e. op een gehandicaptenparkeerplaats, nader aangeduid met E6 van de bijlage: 1tenzij het parkeren gebeurt met een gehandicaptenvoertuig; 2. tenzij gebruik wordt gemaakt van een geldige en duidelijk zichtbaar aangebrachte gehandicaptenkaart; 3. die gereserveerd is voor een bepaald voertuig, tenzij het parkeren gebeurt met dat voertuig; f. op een laad- of losplaats, nader aangeduid door bord E7 van de bijlage met uitzondering van de aangegeven dagen of uren), tenzij de bestuurder van het voertuig bezig is met het onmiddellijk laden en lossen van goederen; g. op een parkeerplaats, nader aangeduid door bord E8 van de bijlage, voorzover het voertuig niet behoort tot de toegelaten categorie of groep voertuigen; h. op een parkeerplaats, nader aangeduid met bord E9, en bestemd voor vergunning houders, tenzij het parkeren gebeurt met het voertuig waarvoor een parkeervergunning is afgegeven; i. in een voetgangersgebied, nader aangeduid door bord G7 of C1 van de bijlage eventueel met uitzondering van aangegeven dagen en uren) j. het voertuig tot stilstand is gebracht: 1in strijd met enig verbod op het trottoir, voetpad, fietspad of ruiterpad; 2. op een kruispunt; 3. op een fietsstrook of op de rijbaan langs een fietsstrook; 4. op een oversteekplaats of binnen een afstand van 5 meter daarvan; 5. in een tunnel; 6. bij een bord bushalte ter hoogte van de geblokte markering dan wel, indien die mar kering niet is aangebracht, op een afstand van minder dan 12 meter van het bord; 7. langs een gele ononderbroken streep; 8. op verdrijvingsvlakken; 9. nadat een voor dat voertuig geldend bord, aanduidend een geslotenverklaring is gepasseerd; k. het voertuig dubbel is geparkeerd; Pagina 3 3 02 Bylage wegsleepverordening Boarristerhim 2010/3

Historisch Centrum Leeuwarden

Boarnsterhim vergaderstukken gemeenteraad | 2010 | | pagina 21