ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING Artikel 1. De begripsomschrijvingen zijn aangepast aan de omschrijving zoals opgenomen in artikel 1 van de wet. Daardoor zijn de voorheen in de verordening gehanteerde begrippen straatnaam, huisnummer, object, gebouw, complex en bouwwerk komen te vervallen. Verblijfsobject, pand, nummeraanduiding, wijk- en buurtindeling, wooonplaats en convenant zijn aan de begripsomschrijvingen toegevoegd. De overige begrippen zijn ongewijzigd gebleven. Voor de goede orde wordt gewezen op het feit dat het begrip openbare ruimte onder punt g niet precies overeenkomt met de openbare ruimte die wordt gebezigd in het spraakgebruik. Artikel 2. Het eerste lid regelt het vaststellen en begrenzen van de woonplaats(en). Het totale grondgebied van de gemeente moet in een of meer woonplaatsen worden opgedeeld. Dit betekent, dat de gemeentegrens altijd samenvalt met de woonplaatsgrenzen. Verder biedt het eerste lid de mogelijkheid om woonplaatsen te verdelen in wijken en buurten. In het kader van de Volkstelling 1971 is tussen gemeenten, de provinciale planologische diensten en het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) een gebiedsindeling overeengekomen, die wordt aangeduid met de term CBS wijk- en buurtindelingDeze indeling werd noodzakelijk geacht, omdat op provinciaal en landelijk niveau behoefte bestond aan inzicht in de onderverdeling van het gemeentelijk grondgebied. Sinds 1971 heeft het echter ontbroken aan systematisch interbestuurlijk overleg waardoor onduidelijkheid kon ontstaan over de te hanteren wijk- en buurtindeling. De minister van Economische Zaken is voornemens zijn coördinerende rol inzake wijk- en buurtindeling te reactiveren, maar dat heeft nog niet geleid tot nadere bijhoudingsregels. Gemeenten doen er voorlopig verstandig aan - bij het opdelen van een woonplaats in wijken en buurten - de CBS-voorschriften inzake de wijk- en buurtindeling uit 1970 aan te houden. Het tweede lid regelt het per woonplaats benoemen van openbare ruimte. In de Wet BAG zijn geen bepalingen opgenomen over de grenzen van benoemde delen van de openbare ruimte. Daar is in de verordening wel voor gekozen om te voorkomen dat delen van de openbare ruimte, onbedoeld, een dubbele naam krijgen of deels geen naam krijgen vanwege onduidelijkheid over de begrenzingen. Voor de meeste gemeenten is het vastleggen van begrenzingen van benoemde delen van de openbare ruimte al dagelijkse praktijk. Verder is in het tweede lid de naamgeving van gemeentelijke gebouwen en bouwwerken meegenomen. Deze taak kan, naast de naamgeving van woonplaatsen en de openbare ruimte, aan de Commissie voor de naamgeving worden opgedragen. Met de wettelijke regeling inzake de naamgeving van de openbare ruimte komt een einde aan discussies over de naamgeving van rijkswegen en provinciale wegen. De Wet BAG schrijft namelijk voor dat alle verblijfsobjecten van een nummer moeten zijn voorzien en dat geldt dus ook voor bijvoorbeeld benzinestations, restaurants of hotels die alleen via een rijks- of provinciale weg zijn te bereiken. Nummers kunnen alleen worden uitgegeven als zij worden gerelateerd aan een door het college vastgestelde naam aan een deel van de openbare ruimte. Gemeenten moeten derhalve ex artikel 6 van de Wet BAG voor rijks- en provinciale wegen een naambesluit nemen. Gemeenten moeten hier verstandig met hun bevoegdheid omgaan. In dit soort gevallen kan worden aangesloten bij de al jaren door veel gemeenten toegepaste werkwijze, waarbij de naamgeving louter wordt gebaseerd op de nummer en het type weg. Bijvoorbeeld door de A3 in een bepaalde woonplaats de naam 5

Historisch Centrum Leeuwarden

Boarnsterhim vergaderstukken gemeenteraad | 2010 | | pagina 75